De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2005 overwogen dat de ontslagneming door de statutair bestuurder in beginsel tot gevolg heeft dat zijn dienstbetrekking eindigt. Daaruit vloeit volgens de rechtbank Noord Holland voort dat een bestuurder, die zijn functie neerlegt, die ontslagneming niet eenzijdig kan beperken tot het verlies van de hoedanigheid van bestuurder met instandhouding van de dienstbetrekking.
De rechtbank kwam tot dat oordeel in een procedure van een algemeen directeur tegen zijn voormalige werkgever. Volgens de rechtbank volgt uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting dat de directeur zijn functie met ingang van 1 april 2022 heeft neergelegd. Daaruit volgt dat hij per die datum ontslag heeft genomen. Voor een uitzondering op de hoofdregel dat een ontslagname tevens de beëindiging van de dienstbetrekking meebrengt, is slechts plaats bij een wettelijk ontslagverbod of als partijen anders zijn overeengekomen. Van een ontslagverbod was hier geen sprake. Partijen hebben wel gesproken over een andere positie na 1 april 2022, maar daarover hebben zij geen overeenstemming bereikt. De toezegging dat de directeur lid zou worden van de nog op te richten Raad van Commissarissen (RvC) is niet nagekomen. De RvC is niet opgericht en zal ook niet worden opgericht. De rechtbank beschouwt de gedane toezegging niet als een afspraak waardoor van de hoofdregel zou moeten worden afgeweken.
Door het einde van de arbeidsrechtelijke relatie tussen partijen is er geen reden om de vorderingen tot betaling van achterstallig loon, de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de contractuele beëindigingsvergoeding toe te wijzen.