Het Belastingplan 2019 is, nadat het door de Tweede Kamer is aangenomen, in behandeling bij de Eerste Kamer. Voor het kerstreces zal de Eerste Kamer over de wetsvoorstellen stemmen. De staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer gestuurd. Belangrijke aandachtspunten zijn de volgende.
Vanaf 2020 geldt voor een aantal aftrekposten een tariefmaatregel, zoals deze nu al geldt voor de aftrekbare kosten eigen woning. Het gaat om de ondernemersaftrek, de mkb-winstvrijstelling, de terbeschikkingstellingsvrijstelling en de persoonsgebonden aftrekposten. De maatregel houdt in dat deze aftrekposten niet tegen het hoogste tarief in aftrek kunnen worden gebracht, maar tegen een lager tarief en uiteindelijk tegen het tarief in de eerste schijf. Deze maatregel heeft bijvoorbeeld gevolgen voor lopende periodieke giften. Wie in 2018 periodieke giften voor vijf jaar heeft toegezegd heeft in de jaren 2020, 2021 en 2022 minder belastingvoordeel door verlaging van het tarief met 4,5%, 6,5% en 9,5%. Omdat de maatregel al in het regeerakkoord is aangekondigd ziet de staatssecretaris geen aanleiding voor een overgangsregeling voor lopende periodieke giften.
De regeling in de inkomstenbelasting rond de eigen woning is zeer ingewikkeld. Dat komt door verschillende maatregelen waarmee de regeling sinds 2001 is aangepast. De toenemende complexiteit is aanleiding om de aangekondigde evaluatie van de eigenwoningregeling te vervroegen en uit te voeren in 2019.
Het tarief in box 2 gaat in 2020 van 25 naar 26,9%. De verhoging hangt samen met de verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting. Er komt geen compartimentering voor oude winsten die in de bv zijn gereserveerd en die gemaakt zijn onder hogere vennootschapsbelastingtarieven. De staatssecretaris vindt dat te ingewikkeld en bovendien kunnen bestaande reserves desgewenst in 2019 worden uitgekeerd tegen het 25%-tarief.
De regeling belastingrente voor de erfbelasting wordt aangepast in die zin dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als een belastingaanslag wordt opgelegd in verband met overlijden. De aanslag moet dan zijn vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte en die aangifte moet zijn ingediend binnen acht maanden na het overlijden. De staatssecretaris heeft toegezegd te onderzoeken of deze wijziging uitgebreid kan worden met aanslagen erfbelasting die om andere redenen dan overlijden worden opgelegd.
Het kabinet streeft naar een eenvoudiger en beter uitvoerbaar belastingstelsel. Bij de behandeling van het Belastingplan 2019 in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd dat hij ideeën voor stelselverbeteringen wil klaarleggen voor het volgende kabinet. Begin 2019 komt de staatssecretaris met een uiteenzetting van de manier waarop hij stelselverbeteringen in kaart wil brengen.