De gebruikelijkloonregeling houdt in dat een dga voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de bv ten minste een gebruikelijk loon moet verdienen. Dat komt neer op het hoogste van de volgende bedragen: het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, het loon van de meestverdienende werknemer van de bv of een bedrag van € 45.000.
De Belastingdienst legde naheffingsaanslagen en verzuimboetes op aan een bv omdat het aan haar dga betaalde loon te laag was. De Belastingdienst ging bij de berekening van het gebruikelijk loon uit van de managementvergoeding van € 180.000 die de bv ontving. De managementvergoeding had uitsluitend betrekking op de door de dga verrichte werkzaamheden. De Belastingdienst ging ervan uit dat de hoogte van de managementvergoeding was bepaald als tussen onafhankelijke derden. De dga had jaarlijks bedragen opgenomen van de bv die in de onderlinge rekening-courant werden verwerkt als voorschot salaris, maar niet in de loonadministratie waren opgenomen. De door de Belastingdienst aangebrachte looncorrecties bedroegen € 60.000 in 2010, € 55.000 in 2011 en € 5.000 in 2013. Over 2012 werd geen looncorrectie aangebracht, omdat in dat jaar een tantième was ontvangen door de dga, waardoor het uitbetaalde loon voldeed aan de door de Belastingdienst berekende bedragen.
De rechtbank was van oordeel dat de Belastingdienst terecht was uitgegaan van de door de bv ontvangen managementvergoeding. De bv maakte niet aannemelijk dat de managementvergoeding onzakelijk was, mede gelet op het aantal uren dat de dga voor de bv werkte. De rechtbank vond aannemelijk dat de door de dga opgenomen bedragen in rekening-courant feitelijk genoten netto loon vormden. De naheffingsaanslagen en de boeten zijn terecht opgelegd. In hoger beroep sloot het gerechtshof zich bij het oordeel van de rechtbank aan.