Category Archives: Sociale verzekeringen

Onderzoek naar mogelijkheden voor flexibiliteit binnen lage WW-premie

Sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst. Werkgevers betalen de lage WW-premie voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en de hoge WW-premie voor de overige (flexibele) arbeidsovereenkomsten. Het verschil tussen de hoge en de lage premie bedraagt 5 procentpunten.

Bij de vormgeving van de Wab is rekening gehouden met de mogelijkheid dat contracten, die aan de voorwaarden voor de lage WW-premie voldoen, toch flexibel worden vormgegeven. De wet kent vier herzieningssituaties die tot gevolg hebben dat de werkgever met terugwerkende kracht over het betreffende jaar alsnog de hoge WW-premie moet betalen.

De minister van SZW heeft onderzoek laten doen naar mogelijke ontwijking van de hoge WW-premie. Uit het onderzoek blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over een tijdelijke uitbreiding van het aantal contracturen. Het ministerie van SZW en de Belastingdienst merken een tijdelijke urenuitbreiding aan als een tweede arbeidsovereenkomst, waarvoor de hoge WW-premie geldt. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat dit niet altijd het geval is. Een tijdelijke urenuitbreiding kan onderdeel zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Verder geeft de huidige wettekst geen uitsluitsel over wat de scheidslijn is tussen een oproepovereenkomst en een niet-oproepovereenkomst. Dit komt doordat in de definitie ontbreekt waar en op welk moment de arbeidsuren moeten zijn vastgelegd.

In een brief aan de Tweede Kamer deelt de staatssecretaris van SZW mee dat hij via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wil regelen dat arbeidsovereenkomsten, die tijdelijk worden uitgebreid en arbeidsovereenkomsten met meerdere wisselingen in arbeidsomvang in alle gevallen onder de hoge WW-premie vallen.

De staatssecretaris verkent de mogelijkheid om tijdelijke urenuitbreidingen niet onder het bereik van de oproepovereenkomst te brengen. Wel geldt voor tijdelijke urenuitbreidingen de hoge WW-premie. Nulurencontracten, min-maxcontracten en arbeidsovereenkomsten waarbij de loondoorbetalingsplicht is uitgesloten blijven onder het bereik van de oproepovereenkomst vallen.

De staatssecretaris zal de definitie van oproepovereenkomst bij AMvB verduidelijken. Een arbeidsovereenkomst, waarin de arbeidsomvang niet schriftelijk is vastgelegd, is een oproepovereenkomst. Werkgevers kunnen niet eenzijdig de arbeidsomvang wijzigen zonder instemming van de werknemer.

Het streven is om de gewijzigde regelgeving per 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000177546 | 21-11-2021

Een of twee arbeidsovereenkomsten?

De werkgever heeft de verplichting om het loon van een werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen. Deze loondoorbetalingsplicht duurt in beginsel maximaal 104 weken. Een werknemer, van wie de dienstbetrekking eindigt binnen dat tijdvak van 104 weken na het intreden van arbeidsongeschiktheid, krijgt ziekengeld uitgekeerd.

Een procedure voor de rechtbank had betrekking op de vraag of een werknemer een of twee arbeidsovereenkomsten had. De wet verbiedt niet dat een werkgever en een werknemer meerdere naast elkaar bestaande arbeidsovereenkomsten sluiten. Als uitgangspunt geldt dat niet van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen wordt uitgegaan als er geen wezenlijke verschillen in de afgesproken arbeid en de arbeidsvoorwaarden bestaan. Volgens de rechtbank is wel sprake van twee arbeidsovereenkomsten als partijen daaraan afzonderlijke, in de arbeidsovereenkomst uiteengezette, rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Dat geldt ook als de werkzaamheden in beide dienstverbanden niet van elkaar verschillen.

In deze procedure ging het om een aanvulling op de bestaande arbeidsovereenkomst, waardoor de werknemer in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020 meer arbeid zou verrichten. De bestaande arbeidsovereenkomst gold voor onbepaalde tijd. Volgens de rechtbank betrof het een tijdelijke uitbreiding van uren. Hoewel de werknemer arbeidsongeschikt was aan het einde van de aanvullende periode en de arbeidsongeschiktheid nog geen 104 weken had geduurd, had de werknemer geen recht op ziekengeld. Er was geen sprake van het einde van een zelfstandige arbeidsovereenkomst.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20215598, ARN 20/5536 | 19-10-2021

Premiepercentages en maximum premieloon 2022

De staatssecretaris van SZW heeft de premiepercentages voor de werknemersverzekeringen en het maximumpremieloon voor het jaar 2022 vastgesteld. Het maximumpremieloon bedraagt in 2022 € 59.706 op jaarbasis. In 2021 was dat € 58.311.

  2022 2021
 AOW  17,90%  17,90%
 Anw  0,10%  0,10%
 Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) – laag  2,70%  2,70%*
 Awf – hoog  7,70%  7,70%**
 Uitvoeringsfonds voor de overheid  0,68%  0,68%
 Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) – hoog  7,05%  7,03%
 Aof – laag (kleine werkgevers)  5,49%  n.v.t.
 Uniforme opslag kinderopvang  0,50%  0,50%

*Exclusief tijdelijke verlaging per 1 augustus 2021

**In verband met coronacrisis buiten toepassing gelaten

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000165813, Staatscourant 2021, Nr. 46406 | 15-11-2021

AOW-leeftijd in 2027 67 jaar

De staatssecretaris van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de AOW-leeftijd ook in het jaar 2027 67 jaar blijft. De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. Het CBS gaat uit van een gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd van 20,93 in 2027 en van 21,62 in 2033. Op grond van deze resterende levensverwachting wordt de AOW-leeftijd niet verhoogd. Dat geldt ook voor de aanvangsleeftijd van de AOW-verzekering. Deze blijft in 2027 17 jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000168679 | 04-11-2021

Minimumlonen per 1 januari 2022

De staatssecretaris van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 gepubliceerd. Ten opzichte van de sinds 1 juli 2021 geldende bedragen zijn deze met 1,41% verhoogd. Uitgaande van een voltijds dienstverband gelden de volgende bedragen.

Leeftijd Percentage Per maand Per week Per dag
 21 jaar en ouder  100  € 1.725,00  € 398,10  € 79,62
 20 jaar  80  € 1.380,00  € 318,50  € 63,70
 19 jaar  60  € 1.035,00  € 238,85  € 47,77
 18 jaar  50  € 862,50  € 199,05  € 39,81
 17 jaar  39,5  € 681,40  € 157,25  € 31,45
 16 jaar  34,5  € 595,15  € 137,35  € 27,47
 15 jaar  30  € 517,50  € 119,45  € 23,89

Voor werknemers in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende staffels en bedragen.

Leeftijd Percentage bbl Per maand Per week Per dag
 20 jaar  61,5  € 1.060,90  € 244,85  € 48,97
 19 jaar  52,5  € 905,65  € 209,00  € 41,80
 18 jaar  45,5  € 784,90  € 181,15  € 36,23
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | nr. 2021-0000161578, Staatscourant 2021, Nr. 44177 Fri, 22 Oct 2021 00:00:00 +0100

Kamervragen aanvraag loonkostenvoordelen

De staatssecretaris van SZW heeft Kamervragen over het aanvragen van loonkostenvoordelen (LKV) door werkgevers beantwoord.

In het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst en in het Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) van het ministerie van SZW is informatie te vinden over het aanvragen van LKV. Ook de website van het UWV bevat informatie over dit onderwerp. In de aangifte loonheffingen is de indicatie LKV opgenomen. Als deze indicatie niet is aangevinkt, wordt geen LKV toegekend. Door het opnemen van de aanvraag in de aangifte loonheffingen is het aanvraagproces zo eenvoudig mogelijk gemaakt. Om in aanmerking te komen voor een LKV moet de werkgever de doelgroepverklaring van de werknemer, die hij in dienst heeft genomen, in zijn administratie bewaren. De werknemer vraagt deze doelgroepverklaring binnen drie maanden na zijn indiensttreding aan bij het UWV of bij de gemeente. Vervolgens zet de werkgever de indicatie LKV op ‘ja’ in iedere aangifte loonheffingen. Mocht een werkgever dit vergeten, dan kan hij dit rechtzetten door een correctiebericht in te sturen. De werkgever heeft minimaal drie en maximaal veertien maanden de tijd om een vergissing te corrigeren.

In de Wet tegemoetkomingen loondomein is niet geregeld wat er met een LKV gebeurt als een bedrijf overgaat in een ander bedrijf of wijzigt van rechtsvorm. De overgang van onderneming is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Deze regeling heeft betrekking op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Een LKV gaat niet mee over, omdat het recht daarop niet voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Voor de overnemende werkgever ontstaat geen nieuw recht op een LKV omdat geen sprake is van indiensttreding of herplaatsing, maar van voortzetting van de arbeidsovereenkomst.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000159807 | 12-10-2021

Aanpassing Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

De Wet bedrag ineens, RVU (regeling vervroegd uittreden ) en verlofsparen wordt aangepast. Aanvankelijk was de opzet dat pensioengerechtigden de keuze hadden om een deel van hun pensioen in de vorm van een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum tot uitkering te laten komen. Daar is een uitstelmogelijkheid aan toegevoegd, waardoor de uitbetaling van het bedrag ineens plaatsvindt in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Deze uitstelmogelijkheid moet voorkomen dat over het bedrag ineens AOW-premie is verschuldigd. De uitstelmogelijkheid wordt aangepast. De aanpassingen betreffen de doelgroep, de uitkeringsreeks en de maand van uitbetalen.

De doelgroep wordt beperkt tot mensen van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken of op de eerste dag van de daaropvolgende maand. Zij krijgen de mogelijkheid om het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen in de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin zij AOW-gerechtigd worden. Volgens de huidige wet vindt de uitbetaling plaats in de maand februari van dat jaar. Op het moment van pensioneren berekent de pensioenuitvoerder welk bedrag in de maand januari tot uitkering moet komen en zet dit bedrag apart. De levenslange periodieke pensioenuitkering wordt op het moment van het kiezen voor een bedrag ineens aangepast. Deze aanpassing moet de complexiteit en de kosten van de uitvoering verminderen en de begrijpelijkheid voor pensioengerechtigden verbeteren. De geplande datum van inwerkingtreding is 1 januari 2023.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetswijziging | 2021-0000158530 | 11-10-2021

Verhoging aanvangsleeftijd AOW

Een volledig ouderdomspensioen op grond van de AOW wordt in 50 verzekerde jaren opgebouwd. Bij de oorspronkelijke pensioenleeftijd van 65 jaar ving de verzekering aan op 15-jarige leeftijd. Door de verhoging van de AOW-leeftijd is ook de aanvangsleeftijd verhoogd, aangezien het maximum van 50 verzekerde jaren niet is veranderd.

Een verzekerde maakte bezwaar tegen het hem de Sociale Verzekeringsbank (SVB) toegezonden pensioenoverzicht. Daarin was vermeld dat zijn AOW-leeftijd nog niet bekend was, maar dat deze minimaal 67 jaar en drie maanden zou zijn. Het bezwaar betrof de aanvangsdatum van de pensioenopbouw, die volgens het pensioenoverzicht 17 jaar en drie maanden bedroeg. Volgens de verzekerde is zijn pensioenopbouw begonnen op 15-jarige leeftijd. Het bezwaar tegen het pensioenoverzicht is door de SVB ongegrond verklaard. Volgens de Centrale Raad van Beroep kan een verzekerde aan de vanaf zijn 15e verjaardag betaalde premies geen rechten ontlenen omdat de AOW een omslagstelsel kent. Bij een omslagstelsel worden de betaalde premies niet gebruikt voor de opbouw van toekomstige rechten van de betaler, maar voor de uitkering aan pensioengerechtigden.

In eerdere uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat de aanpassing van de AOW leidt tot een inmenging in het eigendomsrecht van een verzekerde. Deze inmenging is echter in het algemeen proportioneel en leidt niet tot schending van het eigendomsrecht. In een concreet geval kan sprake zijn van een onevenredig zware last, waardoor zich wel een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht voordoet. Of de verhoging van de aanvangsleeftijd met twee jaar en drie maanden voor de verzekerde tot een onevenredig zware last leidt, moet worden bezien in het kader van de besluitvorming die betrekking heeft op de toekenning van het ouderdomspensioen en de ingangsdatum daarvan. Dat was niet aan de orde in deze procedure.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20212306, 194770 AOW | 09-09-2021

Tijdelijke versoepeling bijstandverlening zelfstandigen

Per 1oktober 2021 is het steun- en herstelpakket in verband met de coronacrisis beëindigd. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is onderdeel van het steun- en herstelpakket. Hoewel het aantal Tozo-gerechtigden is gedaald, doet naar verwachting een aanzienlijk deel van deze zelfstandigen in oktober 2021 een beroep op bijstand voor zelfstandigen. Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen wordt daarom gewijzigd om problemen bij de uitvoering van de bijstand te voorkomen.

Een van de wijzigingen is de invoering van de tijdelijke mogelijkheid om bijstand met terugwerkende kracht aan te vragen. Deze mogelijkheid geldt voor zover de aanvraag betrekking heeft op het vierde kwartaal van 2021. Daarnaast wordt voor deze periode het vermogen van nieuw instromende zelfstandigen buiten beschouwing gelaten. Dat geldt niet voor de toets op de levensvatbaarheid van het bedrijf. Met het einde van het steunpakket wil de regering niet langer het risico lopen om niet-levensvatbare bedrijven overeind te houden. Voor zelfstandigen die tijdens het vierde kwartaal 2021 nieuw instromen in de bijstand geldt niet de gebruikelijke systematiek van vaststelling van het inkomen per boekjaar, maar per kalendermaand.

Ten slotte krijgt de minister van SZW de bevoegdheid om, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de Tozo bij ministeriële regeling snel te kunnen herinvoeren.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt het Besluit bijstandverlening zelfstandigen weer onverkort uitgevoerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000146631, Staatsblad 2021, 438 | 27-09-2021

Nota van wijziging voorstel Verzamelwet SZW 2022

Bij de Tweede Kamer is het SZW 2022 in behandeling. De minister van SZW heeft een nota van wijziging op het wetsvoorstel ingediend. De nota van wijziging bevat enkele kleine beleidsmatige wijzigingen en technische verbeteringen. De meeste wijzigingen hebben geen financiële consequenties. Een van de wijzigingen betreft een naamswijziging van de Inspectie SZW in Nederlandse Arbeidsinspectie.

Werkgevers en gemeenten hebben gevraagd om een onderdeel betreffende een wijziging van de no-riskpolis uit het controversieel verklaarde wetsvoorstel wijziging van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief over te hevelen naar de Verzamelwet SZW 2022, zodat dit onderdeel op 1 januari 2022 in werking kan treden. Via de nota van wijziging wordt aan deze wens tegemoetgekomen. Volgens de minister is dit onderdeel technisch van aard en niet omstreden. Door de wijziging worden administratieve knelpunten in de uitvoering van de no-riskpolis voor werkgevers weggenomen.

In de Wet financiering sociale verzekeringen wordt de wijze van indexeren van het maximumdagloon en het maximumpremieloon aangepast. Nu stijgt het maximumpremieloon mee met het minimumloon per dag, terwijl de uitkeringen stijgen met het minimumloon per maand. Het maximumdagloon is op dit moment gedefinieerd als het maximumpremieloon gedeeld door 261. Het maximumpremieloon wordt naar beneden afgerond op hele euro’s. Het maximumdagloon wordt afgerond op hele eurocenten. Na de wijziging wordt het maximumpremieloon vastgesteld op een veelvoud van 2,61. Omdat het maximumdagloon gelijk is aan 1/261e van het maximumpremieloon, stijgen beide voortaan altijd in exact dezelfde mate. Voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen wordt het maximumpremieloon op jaarbasis afgerond op hele euro’s.

De nieuwe indexeringswijze treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Daardoor wordt deze van toepassing op indexeringen die plaatsvinden vanaf die datum. Op de indexeringen die daarvoor zijn gedaan, waaronder de indexering die ingaat op 1 januari 2022, blijft de oude indexeringswijze van toepassing.

In de Wet WIA wordt verduidelijkt dat het UWV een voorschot op grond van de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) kan verhalen op de eigenrisicodrager WGA. Het UWV verstrekt een voorschot als niet tijdig op de WIA-aanvraag kan worden beslist, om te voorkomen dat iemand zonder inkomen komt te zitten na het aflopen van de loondoorbetaling bij ziekte of ziektewet.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2021-0000140006 | 06-09-2021