Category Archives: Sociale verzekeringen

Voortgang vervanging Wet DBA

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de wetgeving ter vervanging van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd om schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan en om zekerheid te geven aan zelfstandigen en hun opdrachtgevers dat geen sprake is van een dienstbetrekking. De maatregelen omvatten de volgende zaken:

1. Opdrachtgeversverklaring
Via een te ontwikkelen webmodule kunnen opdrachtgevers een opdrachtgeversverklaring verkrijgen als er geen sprake is van een dienstbetrekking. De webmodule is naar verwachting eind 2019 gereed. De minister zal de Kamer voor de zomer van 2019 nader informeren over de voortgang.

2. Verduidelijking gezag
Verduidelijkt wordt wanneer er een gezagsverhouding is tussen opdrachtgever en -nemer. Daarmee kunnen zij zelf beoordelen of sprake is van een dienstbetrekking. Het gezagscriterium wordt verduidelijkt per 1 januari 2019. Dat gebeurt door het opnemen van een uitgebreide toelichting als bijlage bij het Handboek Loonheffingen.

3. Arbeidsovereenkomst bij laag tarief (ALT)
Het mag niet meer mogelijk zijn om langdurig zelfstandigen in te huren tegen een laag tarief voor het uitvoeren van reguliere bedrijfsactiviteiten. De kans is groot dat deze maatregel in strijd is met Europees recht. Daarom wordt ook naar alternatieven gezocht. Naar verwachting kan deze maatregel niet eerder dan per 1 januari 2021 in werking treden.

4. Opt-out
De opt-out biedt de mogelijkheid om af te zien van inhouding van loonheffingen en geeft opdrachtnemers en opdrachtgevers extra zekerheid. De ALT en opt-out worden momenteel uitgewerkt en zullen samen in wetgeving worden vormgegeven.

De handhaving van de Wet DBA door de Belastingdienst is opgeschort tot in ieder geval 1 januari 2020, met uitzondering van kwaadwillenden. In verband met het invoeren van extra bescherming van zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt het nut en de rol van fictieve dienstbetrekkingen bezien. Het doel van fictieve dienstbetrekkingen is het beschermen van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Het kabinet gaat daarover in gesprek met de sociale partners.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2018-0000185662 | 13-12-2018

Premiepercentage Zvw 2019

De zorgverzekeringswet (Zvw) kent een hoge en een lage inkomensafhankelijke bijdrage. De hoge premie voor de zorgverzekeringswet bedraagt in 2019 6,95%. In 2018 bedraagt deze premie 6,9%. De hoge premie wordt geheven van werkgevers over het loon van werknemers. De lage premie stijgt van 5,65% in 2018 naar 5,7% in 2019. De lage premie geldt voor onder meer zelfstandige ondernemers, dga’s en AOW’ers. De premie wordt geheven over het bijdrageloon c.q. bijdrage-inkomen. Dat kent in 2019 een maximum van € 55.927. Dit bedrag is gelijk aan het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen.

Bron: Overig | besluit | Staatscourant 2018 nr. 65239 | 29-11-2018

Geen akkoord nieuw pensioenstelsel

Pensioen is een arbeidsvoorwaarde en daarmee in eerste aanleg een zaak van werkgevers en werknemers. Niet alleen werkgevers en werknemers maar ook het kabinet is ervan overtuigd dat het huidige pensioenstelsel achterhaald is en dringend aan vernieuwing toe is. Het overleg tussen werkgevers en werknemers over de vernieuwing van het pensioenstelsel is mislukt. Naar aanleiding daarvan heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief aan de Tweede Kamer gestuurd. De minister wijst op het belang van vernieuwing voor alle betrokkenen. Hij verwacht niet dat op korte termijn een akkoord kan worden gesloten. Het kabinet beraadt zich op het vervolgproces. Mogelijk houdt dat in dat het kabinet binnenkort met voorstellen komt om de wet- en regelgeving op pensioengebied aan te passen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 28-11-2018

Premiepercentages en maximumpremieloon 2019

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages en het maximumpremieloon voor 2019 vastgesteld.

De premieheffing voor de AOW bedraagt 17,9%; de premie voor de Anw 0,1%. Deze percentages veranderen niet ten opzichte van 2018. Het maximumpremieloon bedraagt in 2019 € 55.927. De premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) is vastgesteld op 3,6%. De premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) bedraagt 0,78%. De basispremie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is vastgesteld op 6,46%, terwijl de opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag 0,5% bedraagt.

In tegenstelling tot voorgaande jaren heeft de minister de premieloongrenzen voor tijdvakken korter dan het premiejaar en voor werknemers met recht op vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken niet vastgesteld. Deze bedragen worden door herleiding bepaald en zullen door de Belastingdienst worden bekendgemaakt. Ook wordt in deze regeling geen percentage vastgesteld voor de vervangende sectorpremie. Met ingang van het premiejaar 2019 wordt door het UWV een gemiddeld premiepercentage vastgesteld voor de premie die ten gunste komt van de sectorfondsen. Dit gemiddelde premiepercentage komt in de plaats van de vervangende sectorpremie en wordt als vervangende premie geheven over uitkeringen uit sociale verzekeringen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | nr. 2018-0000172048, Staatscourant 2018 nr. 64901 | 22-11-2018

Consultatie wetsvoorstel wijziging Wajong

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de internetconsultatie geopend voor een wetsvoorstel ter vereenvoudiging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong). Het doel van het wetsvoorstel is (meer) werken lonend te maken en te zorgen dat mensen die gaan studeren er niet op achteruit gaan. De consultatie loopt tot 18 december 2018.

Het wetsvoorstel omvat vijf maatregelen.

  1. Er komt één geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning komt ter vervanging van de bestaande regelingen.
  2. De regels voor het eindigen van het recht op uitkering onder de oude regelingen worden geharmoniseerd en de regels voor het herleven van het recht op uitkering worden versoepeld.
  3. De verplichting om een passend werkaanbod te accepteren in de Wajong 2010 als ontbindende voorwaarde voor het recht op inkomensondersteuning vervalt. De verplichting om een passend werkaanbod te accepteren wordt voor de Wajong 2010 een voorwaarde bij de inzet van re-integratie door het UWV.
  4. De studieregeling in de Wajong 2010 wordt geschrapt. Daarmee wordt een financiële belemmering weggenomen voor jonggehandicapten om te starten met een studie. Dat moet voorkomen dat een jonggehandicapte vroegtijdig stopt met een studie om een volledige Wajong-uitkering te ontvangen in plaats van een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon.
  5. De uitsluitingsgrond studerende in de Wajong 2015 wordt geschrapt om te voorkomen dat het recht op een uitkering reden is om te stoppen met onderwijs.

Naast deze maatregelen worden twee wijzigingen in de Wajong voorgesteld. De toegang tot de oude Wajong voor personen geboren vóór 1980, die op basis van overgangsrecht nog steeds een aanvraag kunnen indienen voor de oude Wajong, wordt afgesloten. Verder wordt mogelijk dat mensen in de oude Wajong, net als in de Wajong 2010 en Wajong 2015, op eigen verzoek hun uitkering kunnen beëindigen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | wetsvoorstel | 21-11-2018

AOW-leeftijd blijft in 2024 67 jaar en drie maanden

De AOW-leeftijd stijgt al enkele jaren. Tot en met 2021 gaat het om een vaste stijging per jaar. Vanaf 2022 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Een eventuele verhoging van de AOW-leeftijd wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd. Bekendmaking van een verhoging gebeurt vijf jaar van tevoren. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bekend gemaakt dat de AOW-leeftijd voor 2024 niet stijgt en dus 67 jaar en drie maanden blijft. De resterende levensverwachting neemt in 2024 wel toe ten opzichte van eerdere jaren, maar onvoldoende om de AOW-leeftijd verder te verhogen.

Voor de fiscale behandeling van aanvullende pensioenregelingen geldt de pensioenrichtleeftijd als uitgangspunt. De pensioenrichtleeftijd is op vergelijkbare wijze als de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Voor 2020 blijft de pensioenrichtleeftijd 68 jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 2018-0000161861 | 08-11-2018

Bevriezing eigen risico zorgverzekering aangenomen

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel, waarin de bevriezing van het eigen risico voor de zorgverzekering wordt geregeld, aangenomen. Het eigen risico blijft daardoor de komende jaren € 385. De bevriezing van het eigen risico is onderdeel van een reeks van maatregelen om stapeling van zorgkosten te voorkomen. De andere maatregelen zijn verlaging van de bijtelling van vermogensinkomen voor de Wet langdurige zorg (WLZ) van 8 naar 4% en de invoering van een vast abonnementstarief voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) van maximaal € 19 per maand.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 03-10-2018

Te laat afgegeven aanvullende verklaring eigenrisicodrager

Per 1 januari 2017 is de Wet financiering sociale verzekeringen gewijzigd. Werkgevers kunnen ervoor kiezen om het risico van arbeidsongeschiktheid van werknemers zelf te dragen. Vanaf 1 januari 2017 geldt het eigen risico dragen voor de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) zowel voor werknemers vast in dienst als voor flex-werknemers. Werkgevers, die eigenrisicodrager waren en dat vanaf 1 januari 2017 wilden blijven, moesten een nieuwe garantieverklaring van hun verzekeraar, die ook het WGA-flexrisico dekt, overleggen aan de Belastingdienst.

De verzekeraar van een groep van twaalf werkgevers, die eigenrisicodrager waren, stuurde voor elf van de twaalf werkgevers tijdig een nieuwe garantieverklaring naar de Belastingdienst. De twaalfde garantieverklaring was bij vergissing niet meegestuurd. De werkgever kwam daar pas achter toen de Belastingdienst een beschikking einde eigen risicodragerschap WGA naar de werkgever stuurde. De verzekeraar heeft kort daarna alsnog de garantieverklaring aan de inspecteur overhandigd.
Hof Den Haag is van oordeel dat het niet tijdig indienen van de garantieverklaring in dit geval niet behoort te leiden tot het verval van de status van eigenrisicodrager per 1 januari 2017. Van belang is dat het niet gaat om een overgang van private naar publieke verzekering of andersom, maar om een voortzetting en uitbreiding van de bestaande situatie. Het hof wil voorkomen dat de werkgever wordt geconfronteerd met dubbele lasten, namelijk van de publieke verzekering en de bestaande private verzekering.

Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20182220, BK-18_00504 en BK-18_00505 | 12-09-2018

Onterechte loonsanctie

Wanneer een arbeidsongeschikte werknemer tegen het einde van de periode van verplichte loondoorbetaling een WIA-uitkering aanvraagt, beoordeelt het UWV de re-integratieactiviteiten. Zijn deze naar het oordeel van het UWV onvoldoende, dan kan het UWV bij wijze van straf de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever met maximaal een jaar verlengen.

Het UWV legde aan een werkgever een loonsanctie op omdat hij te laat zou zijn gestart met re-integratieactiviteiten van een werkneemster in het tweede spoor. In het eerste jaar van de re integratie hebben werkgever en werkneemster zich gericht op de hervatting van het eigen werk. Dat was bij de eerstejaarsevaluatie nog steeds het geval. Op dat moment was duidelijk dat de werkneemster op korte termijn aan haar knie zou worden geopereerd. In het rapport van de arbeidsdeskundige staat dat de werkgever heeft toegelicht dat gewacht is met de re-integratie in het tweede spoor tot na de operatie en de revalidatie. Toen werd duidelijk dat terugkeer in de eigen functie niet mogelijk was vanwege blijvende beperkingen in de knie.

De Centrale Raad van Beroep was van oordeel dat de werkgever in redelijkheid niet kan worden verweten dat hij tot na de revalidatie heeft gewacht voordat, overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts, is begonnen met re-integratieactiviteiten in het tweede spoor. Het UWV heeft de werkgever ten onrechte een loonsanctie opgelegd.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20182646, 17/3559 WIA | 06-09-2018

Te laat ingezette re-integratie tweede spoor

De werkgever is verplicht om het loon van een werknemer die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat is om zijn werk te verrichten door te betalen. Deze loondoorbetalingsverplichting geldt in eerste instantie voor maximaal 104 weken. Het UWV kan de werkgever echter bij wijze van sanctie een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting opleggen. Dat gebeurt wanneer er niet voldoende inspanningen zijn verricht om de werknemer te re-integreren in het arbeidsproces.

In eerste instantie is de re-integratie gericht op terugkeer van de werknemer in de eigen functie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan wordt gekeken naar ander passend werk binnen het bedrijf. Is hervatting van werkzaamheden in de eigen functie of in passend ander werk binnen het bedrijf niet mogelijk, dan komen hervattingsmogelijkheden bij een andere werkgever aan de orde. Volgens het beoordelingskader van het UWV moet bij de zogenaamde eerstejaarsevaluatie keuzes worden gemaakt voor re-integratie in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.

Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft het UWV terecht een loonsanctie opgelegd aan een werkgever die te lang vasthield aan re-integratie in de eigen functie van een arbeidsongeschikte werknemer. De bedrijfsarts had in de eerstejaarsevaluatie aangegeven dat er goede hoop was op volledige terugkeer in het eigen werk, maar geen zekerheid. Daarna verstreken enkele maanden voordat werd begonnen met re-integratie bij een andere werkgever. Volgens het UWV had dat eerder moeten gebeuren. De Centrale Raad van Beroep deelt die opvatting.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20182596, 17 2684 WIA | 29-08-2018