Category Archives: Sociale verzekeringen

Tweede Kamer neemt wetsvoorstel vertraagde verhoging AOW-leeftijd aan

De Tweede Kamer heeft met een grote meerderheid het wetsvoorstel temporisering verhoging van de AOW-leeftijd aangenomen. 128 van de 150 Kamerleden hebben voor het wetsvoorstel gestemd. De temporisering van de AOW-leeftijd is onderdeel van het onlangs gesloten pensioenakkoord. Het wetsvoorstel regelt dat de AOW-leeftijd de komende twee jaar niet stijgt en dus 66 jaar en vier maanden blijft. Vervolgens stijgt de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2024.

Moties om de AOW-leeftijd te verlagen naar 65 resp. naar 66 jaar in 2020 hebben het niet gehaald. Het wetsvoorstel gaat nu naar de Eerste Kamer.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | wetsvoorstel | 35223 | 20-06-2019

Wetsvoorstel vertraging verhoging AOW-leeftijd

In vervolg op het onlangs gesloten principeakkoord betreffende de pensioenen heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel temporisering verhoging AOW-leeftijd bij de Tweede Kamer ingediend. De voorgenomen verlaging van de AOW-leeftijd heeft in 2020 effect op de eerste groep burgers. Om een redelijke overgangstermijn te bewerkstelligen is de bedoeling dat de wet wordt vastgesteld en gepubliceerd in het Staatsblad voor 1 juli 2019. Dat betekent dat het wetsvoorstel nog voor het zomerreces de goedkeuring moet krijgen van beide Kamers.

Het wetsvoorstel houdt in dat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 op 66 jaar en 4 maanden blijft staan. In 2022 stijgt de AOW-leeftijd naar 66 jaar en 7 maanden en in 2023 naar 66 jaar en 10 maanden. In 2024 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar. Met ingang van 2025 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Onderdeel van het principeakkoord is dat de koppeling van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd aan de resterende levensverwachting vanaf 65 jaar niet 1 op 1 is, maar dat voor ieder jaar extra levensverwachting de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd acht maanden stijgen. Die regeling is niet in dit wetsvoorstel opgenomen. In het najaar zal het kabinet de Eerste en Tweede Kamer informeren over de voortgang van de uitwerking van de hoofdlijnen van het SER-advies. Daarna zal het kabinet de vernieuwing van het pensioenstelsel omzetten in wet- en regelgeving. Het gaat dan om aanpassing van de regelgeving voor de AOW, voor het arbeidsvoorwaardelijk pensioen en voor de vrijwillige oudedagsvoorziening.

De vertraagde verhoging van de AOW-leeftijd wordt gefinancierd door het jeugd lage-inkomensvoordeel per 1 januari 2020 te halveren. Per 1 januari 2024 wordt deze regeling afgeschaft. Het hoge tarief van het lage-inkomensvoordeel van maximaal € 2.000 per jaar wordt per 1-1-2020 verlaagd naar maximaal € 1.000 per jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | wetsvoorstel | 2019-0000087042 | 19-06-2019

Scholingsaftrek wordt subsidie

De huidige scholingsaftrek wordt vervangen door een subsidieregeling. Deze regeling, de Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP), moet jaarlijks 100.000 tot 200.000 mensen in staat stellen om met een persoonlijk ontwikkelbudget van € 1.000 tot € 2.000 een opleiding of cursus te volgen. Het doel is dat meer mensen zich ontwikkelen tijdens hun loopbaan en daardoor beter inzetbaar worden op de arbeidsmarkt. De regeling geldt zowel voor werkenden als voor niet-werkenden. De beoogde uitvoerder van de STAP-regeling is het UWV. De invoering van de regeling zal niet eerder plaatsvinden dan per 1 januari 2021.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2019-000008130 | 12-06-2019

Aanpassing bijstand voor ondernemers

Het kabinet heeft laten weten dat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen per 1 januari 2020 wordt aangepast. De regeling is bedoeld voor mensen die vanuit de bijstand een onderneming starten en voor gevestigde ondernemers met tijdelijke financiële problemen. Een van de veranderingen is dat de tijdelijke ondersteuning is bedoeld voor ondernemers met een levensvatbaar bedrijf. De huidige bijstandsregeling voor ondernemers van 55 jaar en ouder met een niet-levensvatbaar bedrijf wordt afgebouwd. De mogelijkheid om met terugwerkende kracht bijstand aan te vragen vervalt. De wijzigingen gaan niet gelden voor ondernemers die nu al gebruik maken van de regeling.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 05-06-2019

Implementatie verlengd betaald ouderschapsverlof

De Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie hebben een principeakkoord bereikt over een richtlijnvoorstel dat werknemers recht geeft op twee maanden betaald ouderschapsverlof. De richtlijn zal vermoedelijk in juni worden getekend. Na inwerkingtreding hebben de lidstaten drie jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in wetgeving. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat uit van inwerkingtreding van nationale wetgeving, waarin de betaling van twee maanden ouderschapsverlof is geregeld, per 1 juli 2022.

In een brief aan de Tweede Kamer zegt de minister dat op dit moment een inventarisatie plaatsvindt van de mogelijkheden om aan de verplichtingen van de richtlijn te voldoen met inachtneming van de daaraan geboden ruimte en de gestelde beperkingen. De wijze van financiering van de betaling van het ouderschapsverlof wordt aan de lidstaten overgelaten. Voorts mogen de lidstaten bepalen dat het recht op betaling van ouderschapsverlof eerder stopt dan op de achtste verjaardag van het kind. De lidstaten stellen zelf de hoogte van de verlofuitkering of het percentage loondoorbetaling vast, zij het dat het betalingsniveau het opnemen van ouderschapsverlof moet ondersteunen. De richtlijn maakt verder mogelijk dat bestaande verlofregelingen worden benut om aan de verplichtingen te voldoen. 
Rekening houdend met een implementatietermijn voor de uitvoering van twee jaar wil de minister in het eerste kwartaal van 2020 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer indienen.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2019Z07144 | 28-05-2019

Minimumloon juli 2019

Per 1 juli 2019 gaat de leeftijd waarop werknemers recht hebben op het volledige minimumloon naar 21 jaar. Nu is dat nog 22 jaar. Per die datum veranderen ook de bedragen van het wettelijk minimumloon. De bedragen gelden voor een volledige werkweek. Meestal is dat 36, 38 of 40 uur per week, afhankelijk van de sector.

Minimumloon
Leeftijd per maand per week per dag
 21 jaar en ouder  € 1.635,60  € 377,45   € 75,49
 20 jaar  € 1.308,50  € 301,95  € 60,39
 19 jaar  € 981,35  € 226,45  € 45,29
 18 jaar  € 817,80  € 188,75  € 37,75
 17 jaar  € 646,05   € 149,10   € 29,82
 16 jaar  € 564,30  € 130,20  € 26,04
 15 jaar  € 490,70  € 113,25  € 22,65

 

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 28-05-2019

Te late aanvraag AOW-uitkering

Een AOW-uitkering moet worden aangevraagd. Volgens de wet kan de uitkering niet vroeger ingaan dan één jaar voor de dag waarop de aanvraag is ingediend. Wel kan de Sociale Verzekeringsbank in bijzondere gevallen hiervan afwijken. Er is sprake van een bijzonder geval:

  • als iemand door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen; of
  • als iemand onbekend was met zijn mogelijke recht op uitkering en deze onbekendheid verschoonbaar was.

De Sociale Verzekeringsbank maakt in een vastgesteld bijzonder geval alleen gebruik van de bevoegdheid om de uitkering met meer dan 12 maanden terugwerkende kracht toe te kennen als het netto inkomen van de betrokkene door het niet tijdig aanvragen van de uitkering onder de voor hem geldende minimumnorm is gedaald. De Sociale Verzekeringsbank hoeft betrokkenen niet te informeren over het belang van het tijdig aanvragen van een AOW-uitkering. Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.

Volgens de Centrale Raad van Beroep is geen sprake van een bijzonder geval bij iemand die in het jaar waarin zij 65 jaar werd tweemaal een aanvraagformulier kreeg toegestuurd door de Sociale Verzekeringsbank, maar geen aanvraag indiende. Dat gebeurde pas acht jaar later. De Sociale Verzekeringsbank heeft er in 2007 op gewezen dat de betrokkene een aanvraag moest indienen alvorens een uitkering kon worden toegekend. De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was tijdig een aanvraag in te (laten) dienen. Terecht is aan haar een uitkering met niet meer dan een jaar terugwerkende kracht toegekend.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20191480, 167509 AOW | 08-05-2019

Premiedeel heffingskorting naar tijdsgelang

De algemene heffingskorting bevat een inkomstenbelasting- en een premiecomponent. De verschuldigde premie voor de volksverzekeringen wordt verminderd met de voor de premieplichtige toepasselijke heffingskorting. De premieplicht eindigt bij vertrek uit Nederland. Het premiedeel van de heffingskorting wordt in het jaar van vertrek uit Nederland naar tijdsgelang van de periode van premieplicht berekend. Wie niet premieplichtig is, heeft geen recht op het premiedeel van de heffingskorting.

Het Hof van Justitie EU heeft op vragen van de Hoge Raad geantwoord dat de toekenning naar tijdsgelang niet in strijd is met het Europese recht. De vragen werden gesteld in de procedure van een Poolse vrouw die in het eerste halfjaar van 2013 in Nederland woonde en werkte. Daarna vertrok zij naar Polen. In de rest van het jaar 2013 heeft de vrouw geen betaalde arbeid verricht.

De Hoge Raad wilde weten of een werknemer die zijn volledige jaarinkomen heeft verworven in een land waar hij niet meer woont, niet recht zou moeten hebben op het volledige premiedeel van de heffingskorting ondanks het einde van de verzekeringsplicht in de loop van het jaar. Dat is dus niet het geval. Na beantwoording van de vragen door het Hof van Justitie EU heeft de Hoge Raad de zaak afgedaan. De klacht van de Poolse vrouw, dat de algemene heffingskorting aan haar moet worden toegekend zonder toepassing van de tijdsevenredige vermindering van het premiedeel, is ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2019588, Nr. 15/04545bis | 17-04-2019

Kamervragen flexibele AOW-leeftijd

In 2017 is in opdracht van het ministerie van SZW onderzoek gedaan naar de meerwaarde van een flexibele AOW-ingangsdatum. De conclusie van dit onderzoek was dat een flexibele AOW-leeftijd om drie redenen niet veel toegevoegde waarde heeft.

De eerste reden is dat de meeste mensen voldoende pensioen hebben opgebouwd om hun aanvullend pensioen eerder te kunnen laten ingaan. De tweede reden is dat door een flexibele AOW-leeftijd mensen slechts vier maanden eerder met pensioen kunnen gaan. Uitgangspunt bij flexibilisering van de AOW-leeftijd is dat voor elk jaar dat mensen hun uitkering eerder laten ingaan een actuarieel neutrale korting wordt toegepast op de AOW-uitkering. Om te voorkomen dat mensen door het eerder laten ingaan van de AOW-uitkering onder het sociaal inkomensminimum zouden zakken, is de vervroeging beperkt tot vier maanden.

De derde reden is dat een flexibele AOW-leeftijd geen effect lijkt te hebben op de daadwerkelijke pensioenleeftijd. Uit een enquête is gebleken dat mensen een sterke voorkeur hebben voor vervroegd pensioen, vooral in deeltijd, maar dat zij tegelijk een hoger inkomen prefereren dan het sociaal minimum, gegeven hun uitgavenpatroon.

In een economisch vakblad is ingegaan op dit onderzoek en dan met name op de beperkte vervroeging van de ingangsdatum van de AOW. Door een lager kortingspercentage te hanteren, uit te gaan van een lager sociaal minimum en van de veronderstelling dat de overdraagbaarheid van de heffingskortingen in het sociaal minimum in 2035 volledig zal zijn afgebouwd, is de uitkomst dat in dat jaar de AOW ruim twee jaar naar voren kan worden gehaald zonder dat men door de actuariële korting onder het dan geldende sociaal minimum zakt. Over dit artikel zijn vragen gesteld aan de minister van Sociale Zaken. De minister is van mening dat de toegevoegde waarde van een flexibele AOW voor burgers beperkt blijft zelfs als andere uitgangspunten worden gehanteerd. Deze toegevoegde waarde weegt niet op tegen de toegenomen complexiteit van een flexibele AOW-leeftijd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2019-0000026661 | 03-04-2019

Consultatie aanpassing Besluit Wet financiering sociale verzekeringen

De premiedifferentiatie voor de ZW en de WGA is afhankelijk van de grootteklasse van de werkgever. Er zijn drie grootteklassen, namelijk kleine, middelgrote en grote werkgevers. De indeling is afhankelijk van de loonsom twee jaar eerder (t-2). Voor kleine werkgevers is de gedifferentieerde WGA-premie gelijk aan de sectoraal bepaalde premie. Voor grote werkgevers wordt een individuele premie bepaald op basis van hun individuele lasten en loonsom. Voor middelgrote werkgevers wordt een gewogen gemiddelde bepaald van de sectoraal bepaalde premie en de individuele premie.

Voor startende werkgevers ontbreken gegevens van de loonsommen of zijn deze onvolledig, waardoor de grootteklasse niet te bepalen is. Daarom geldt in de eerste twee jaar de sectorale premie, die gebaseerd is op de lasten en loonsommen van soortgelijke werkgevers binnen dezelfde sector. Volgens de Hoge Raad is de huidige premievaststelling in de eerste twee werkgeversjaren in strijd met het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en moet de Belastingdienst ook voor startende werkgevers het rekenpercentage als uitgangspunt voor de premiedifferentiatie houden. Op die manier wordt een premie gehanteerd die volgens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid minder goed aansluit bij het ZW en WGA-risico van de betreffende werkgever. Het besluit wordt nu aangepast. Voor startende werkgevers is de premie voor de Werkhervattingskas gelijk aan de premie voor kleine werkgevers. Die premie is de som van de sectorale premiecomponenten op basis van de WGA-lasten en de ZW-lasten voor werknemers in de betreffende sector. Voor grote en middelgrote werkgevers in hun derde werkgeversjaar kan nog geen individueel werkgeversrisicopercentage worden berekend. Daarom wordt voor die werkgevers gerekend met het gemiddelde percentage. De aanpassing van het besluit treedt in werking op 1 januari 2020 en geldt vanaf dat moment ook voor startende werkgevers die korter dan twee jaar bestaan.

De aanpassing van het besluit ligt nu ter consultatie.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 03-04-2019