Category Archives: Loonbelasting

Geen bijtelling voor zonnecelauto?

Op dit moment wordt in Nederland gewerkt aan een elektrische auto die wordt opgeladen door op de auto bevestigde zonnepanelen. In antwoord op Kamervragen heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat gezegd dat zij mogelijkheden ziet om een definitie van een zonnecelauto te formuleren, waardoor het mogelijk is om een uitzonderingspositie in de autobelastingen te creëren. Dat zou een 0%-bijtelling kunnen zijn. De staatssecretaris van Financiën zal de Tweede Kamer medio 2019 informeren in hoeverre een dergelijke uitzondering mogelijk is.

Bron: Overig | publicatie | IENW/BSK-2018/210915, 2018Z15757 | 12-12-2018

Toepassing 150-kilometercriterium

De 30%-regeling moet het bedrijfsleven beter in staat stellen om werknemers met een schaarse specifieke deskundigheid uit het buitenland aan te trekken. De regeling houdt in dat 30% van de totale bruto beloning als netto vergoeding kan worden uitbetaald. De regeling geldt alleen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Volgens de Hoge Raad moet aan de hand van de feiten worden beoordeeld of aan de op het moment van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst geldende voorwaarden is voldaan. Hof Den Haag was van oordeel dat het moment waarop de werkzaamheden beginnen, bepalend is voor de voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

De procedure had betrekking op het per 1 januari 2012 ingevoerde 150-kilometercriterium. Dat criterium houdt in dat de 30%-regeling niet van toepassing is op een uit het buitenland aangeworven werknemer die voorafgaand aan zijn tewerkstelling in Nederland op niet meer dan 150 kilometer van de grens met Nederland woonde. Het oordeel van de Hoge Raad betekent dat dit criterium niet geldt als de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2012 is gesloten. Op dat moment bestond het 150-kilometercriterium nog niet.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20182201 Nr. 18/00288 | 06-12-2018

Tabelcorrectiefactor en arbeidskorting 2019

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoogte van de tabelcorrectiefactor en de arbeidskorting voor 2019 meegedeeld.

Tabelcorrectiefactor
De tabelcorrectiefactor, dat is de indexatiefactor voor diverse bedragen in de belastingwet- en regelgeving, bedraagt voor 2019 1,012.

Abeidskorting
De arbeidskorting wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de tabelcorrectiefactor en aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon per 1 januari van het lopende jaar ten opzichte van 1 januari van het volgende jaar. Dat heeft tot gevolg dat de arbeidskorting er in 2019 als volgt uitziet. Tot een inkomen van € 9.694 per jaar bedraagt de arbeidskorting 1,754% van het arbeidsinkomen, met een maximum van € 170. Bij een arbeidsinkomen vanaf € 9.694 per jaar bedraagt de arbeidskorting € 170 plus 28,712% van het arbeidsinkomen boven € 9.694. De arbeidskorting kent een maximum van € 3.399. Dit maximum wordt bereikt bij een arbeidsinkomen van € 20.940. Boven een inkomen van € 34.060 per jaar wordt de berekende arbeidskorting verminderd met 6,0% van het meerdere inkomen. De arbeidskorting bedraagt nihil bij een arbeidsinkomen vanaf € 90.710.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 22-11-2018

Verlenging termijn indienen formulier afkoop pensioen eigen beheer

De Wet uitfasering pensioen in eigen beheer maakt het tot en met 31 december 2019 mogelijk om een pensioenvoorziening in eigen beheer af te kopen of om te zetten in een oudedagsvoorziening. Voor de afkoop of de omzetting kan het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de fiscale balanswaarde van de pensioenvoorziening fiscaal geruisloos worden prijsgegeven. Bij afkoop of omzetting is geen revisierente verschuldigd. Bij afkoop van de pensioenvoorziening wordt een korting verleend op het bedrag dat tot het loon uit vroegere dienstbetrekking behoort. Om gebruik te kunnen maken van deze fiscale facilitering moet de dga een informatieformulier invullen, ondertekenen en binnen één maand na het afkopen of omzetten bij de Belastingdienst ingediend hebben. De (gewezen) partner van de dga moet het informatieformulier medeondertekenen.

Het te laat of niet medeondertekend inleveren van het formulier heeft tot gevolg dat de waarde in het economische verkeer van de pensioenaanspraken op het moment van prijsgeven als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt en dat revisierente is verschuldigd. De staatssecretaris van Financiën vindt dat een te zware straf op het niet geheel voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot het informatieformulier. Daarom keurt hij onder voorwaarden goed dat een informatieformulier dat binnen een jaar na de afkoop of de omzetting is aangeleverd als tijdig wordt aangemerkt. Het gaat om een eenmalige verlenging van de termijn.

De inspecteur moet de dga een termijn van ten minste zes weken geven om een ontbrekende medeondertekening alsnog op te nemen op het formulier. Deze herstelmogelijkheid geldt ook voor informatieformulieren die binnen de verlengde termijn zijn of worden aangeleverd.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatscourant 2018 nr. 61761, nr. 2018-23862 | 08-11-2018

Inspecteur stelt dubieuze rit met bestelauto te laat ter discussie

Bij het loon van een werknemer moet in beginsel een bijtelling plaatvinden voor het voordeel dat hij heeft van het privégebruik van een auto van de zaak. Dat geldt niet alleen voor een personenauto van de zaak, maar ook voor een bestelauto. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden voor een bestelauto die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen.

Met ingang van 1 januari 2012 is de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik van een bestelauto ingevoerd. Na afgifte van een dergelijke verklaring houdt de werkgever geen rekening met een bijtelling voor privégebruik van de bestelauto door de werknemer. De inspecteur kan, als hij vermoedt dat een rit voor privédoeleinden is gemaakt, de werkgever en de werknemer vragen om bewijs dat de betreffende rit zakelijk was. Is dat bewijs er niet, dan wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer privé te worden gebruikt en wordt de verschuldigde loonbelasting nageheven van de werknemer. De werknemer kan de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto intrekken. Doet hij dat voordat hij de bestelauto ook privé heeft gebruikt, dan wordt de bestelauto tot het moment van de intrekking geacht wel voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld maar niet voor privédoeleinden te zijn gebruikt.

Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting 2013 vroeg de inspecteur in december 2015 naar een tweetal ritten van de werknemer naar het gerechtshof in 2013 en 2014. Naar de mening van de inspecteur ging het om privéritten. Om die reden wilde hij de aangegeven inkomens over de jaren 2013 en 2014 corrigeren met het bedrag aan bijtelling van de bestelauto. De werknemer had in eerdere jaren geprocedeerd over de bijtelling voor privégebruik van de bestelauto. Hij meende dat wegens zijn oproepbaarheid alle ritten, ook die met een privékarakter, zakelijk waren. Daarnaast stelde hij zich op het standpunt dat de bestelauto door aard en inrichting uitsluitend geschikt was voor het vervoer van goederen. Dat is een reden om geen bijtelling te hoeven toepassen. De ritten in 2013 en 2014 naar het gerechtshof waren gemaakt in verband met de procedures over de bijtelling over oudere jaren. De werknemer wilde zo nodig de auto aan het hof kunnen tonen.
In de procedure over het jaar 2013 merkte Hof Amsterdam op dat een correctie wegens (gesteld) privégebruik van een bestelauto bij een niet ingetrokken verklaring uitsluitend zakelijk gebruik moet plaatsvinden door middel van naheffing van loonbelasting van de werknemer. Die correctie moet plaatsvinden naar aanleiding van een constatering van privégebruik “in de actualiteit”. Dat houdt in dat de inspecteur de werknemer en de werkgever binnen een redelijke termijn bevraagt over een geconstateerde “dubieuze rit”. Die redelijke termijn was in dit geval al lang verstreken, aangezien de inspecteur de rit met de bestelauto naar het gerechtshof van 27 februari 2013 pas bij brief van 15 december 2015 ter discussie heeft gesteld. Andere dubieuze ritten heeft de inspecteur niet geconstateerd. Volgens het hof past het niet binnen de wettelijke systematiek om de bijtelling van het privégebruik in de inkomstenbelasting plaats te laten vinden zonder dat dit privégebruik in het betreffende kalenderjaar in de heffing van loonbelasting is betrokken.

Bron: Hof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20183089, 17/00194 | 13-09-2018

Kamervragen lage-inkomensvoordeel

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Kamervragen over het lage-inkomensvoordeel beantwoord. De vragensteller bestempelt de regeling als “Primarkpremie”. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een bericht van de FNV dat bedrijven de lonen met opzet laag houden om van het lage-inkomensvoordeel te profiteren. De minister heeft geen signalen ontvangen die de stelling van de FNV onderschrijven. In het eerste halfjaar van 2018 zijn de cao-lonen 1,8% gestegen. De uurloongrenzen van het lage-inkomensvoordeel worden ieder jaar aangepast aan de gemiddelde contractloonstijging van het minimumloon. Een onderzoek door bijvoorbeeld het Centraal Planbureau naar de mate waarin de regeling de loonontwikkeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt afremt acht de minister prematuur, gezien de korte tijd waarin de regeling van kracht is.

Uit een aan de Tweede Kamer verstrekt overzicht blijkt dat de sectoren horeca en detailhandel de grootste ontvangers van het lage-inkomensvoordeel zijn. De minister is niet bereid om informatie op werkgeversniveau te verstrekken.
De minister benadrukt dat de omvang en de winstgevendheid van een bedrijf geen criteria zijn voor de toekenning van het lage-inkomensvoordeel. De regeling is bedoeld als een gerichte lastenverlichting aan de onderkant van de arbeidsmarkt om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen die tussen 100% en 125% van het minimumloon verdienen aan te nemen en in dienst te houden. De lasten op arbeid zijn lager en de kansen op werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt nemen daardoor toe zonder dat dit ten koste gaat van de inkomenszekerheid van werknemers.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2018-0000140477 | 06-09-2018

Schenking aandelen aan bestuurder vormde loon uit dienstbetrekking

Het loonbegrip van de Wet op de loonbelasting is ruim en omvat alle voordelen die iemand uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking geniet. Om een voordeel tot het loon te kunnen rekenen moet er een verband bestaan met de dienstbetrekking. Dat betekent niet dat het voordeel van de werkgever afkomstig moet zijn.

De Belastingdienst merkte de schenking van aandelen door een grootaandeelhouder aan een bestuurder van de vennootschap aan als loon uit dienstbetrekking. De bestuurder was de beoogde opvolger van de grootaandeelhouder. Naar het oordeel van de rechtbank was voldoende aannemelijk dat de schenking van aandelen haar grond vond in de door de bestuurder uitgeoefende dienstbetrekking. Niet aannemelijk was dat er tussen de grootaandeelhouder en de bestuurder zodanige persoonlijke betrekkingen bestonden dat de schenking overwegend berustte op sympathie.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20189041, SGR 17/7314 | 22-08-2018

Bewijs van beperkt privégebruik auto

Wanneer door de werkgever een auto aan een werknemer ter beschikking wordt gesteld, gaat de wet ervan uit dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. Dat betekent dat er een bijtelling bij het inkomen moet plaatsvinden, tenzij blijkt dat op jaarbasis met de auto niet meer dan 500 privékilometers zijn gereden. Het bewijs kan worden geleverd met behulp van een rittenregistratie. Op verzoek geeft de Belastingdienst aan een werknemer een verklaring geen privégebruik af. Die verklaring ontslaat de werknemer niet van de bewijslast, maar ontslaat de werkgever wel van de verplichting om de bijtelling bij het loon van de werknemer te doen. In de Uitvoeringsregeling loonbelasting is aangegeven aan welke eisen een rittenregistratie moet voldoen om als bewijs te kunnen dienen. Het gaat om de volgende gegevens:

  1. merk, type en kenteken van de auto;
  2. periode van terbeschikkingstelling van de auto;
  3. per rit:
    a. datum;
    b. beginstand en eindstand van de kilometerteller;
    c. beginadres en eindadres;
    d. de gereden route, indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke; en
    e. het karakter (zakelijk of privé) van de rit.

Een rittenregistratie moet sluitend zijn en nauwkeurig worden bijgehouden. Garagenota’s van onderhoud en reparatie kunnen dienen als aanvullend bewijs, ter onderbouwing van de rittenregistratie.

De rechtbank Den Haag accepteerde een achteraf opgestelde rittenregistratie niet. Volgens de rechtbank was de rittenregistratie te onnauwkeurig om als overtuigend bewijs te kunnen dienen. De overgelegde registratie gaf geen volledig beeld van de gereden ritten, routes en afstanden. Ander bewijs dan de rittenregistratie had de werknemer niet. Zijn verklaring dat hij pertinent niet privé met de auto heeft gereden is geen bewijs, evenmin als de omstandigheid dat de werknemer ook een eigen auto had.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20184365, SGR 17/6126, SGR 17/6128 en SGR 17/6132 | 16-08-2018

Verbod op privégebruik bestelauto

Een auto van de zaak wordt geacht ook voor privédoeleinden aan de werknemer ter beschikking te zijn gesteld. De werkgever moet een bedrag bij het loon van de werknemer tellen in verband met het voordeel van het privégebruik van de auto. De bijtellingsregeling geldt zowel voor een personenauto als voor een bestelauto. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden voor een bestelauto die door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Ook hoeft geen bijtelling plaats te vinden voor een bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden of waarvoor een verbod op privégebruik geldt. Een verbod op privégebruik voor een bestelauto moet schriftelijk zijn vastgelegd. De werkgever moet de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaren en hij moet erop toezien dat de werknemer zich aan het verbod houdt. Op overtreding van het verbod moet een passende sanctie staan.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in een procedure dat een werkgever niet aannemelijk had gemaakt dat voor een van zijn werknemers een verbod op privégebruik van de ter beschikking gestelde bestelauto gold. In de loonadministratie ontbrak in ieder geval een vastlegging van een dergelijk verbod. De andere uitzonderingen op de verplichte bijtelling waren niet aan de orde. De werknemer nam de bestelauto na werktijd mee naar huis. Alleen bij langere perioden van afwezigheid stond de bestelauto op het terrein van de werkgever om door andere werknemers te kunnen worden gebruikt. Op grond daarvan oordeelde het hof dat de bestelauto ter beschikking van de werknemer was gesteld. De werkgever slaagde er vervolgens niet in om overtuigend aan te tonen dat de bestelauto voor niet meer dan 500 kilometer in een kalenderjaar privé was gebruikt.

Er was wel een rittenadministratie opgesteld, maar die voldeed niet aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling loonbelasting. Door de manier waarop de rittenadministratie was opgesteld kon het werkelijke gebruik van de bestelauto slechts bij benadering inzichtelijk worden gemaakt. De in de rittenadministratie vermelde kilometerstanden sloten niet aan bij de kilometerstanden op garagenota’s. De rittenadministratie was niet betrouwbaar.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20186158, 17/00839 en 17/00840 | 15-08-2018

Jeugd-LIV

Werkgevers hebben over 2018 recht op het jeugd-LIV voor elke werknemer die voldoet aan de volgende drie voorwaarden:

  • de werknemer is verzekerd voor 1 of meer van de werknemersverzekeringen;
  • de werknemer is op 31 december 2017 18, 19, 20 of 21 jaar;
  • de werknemer heeft een gemiddeld uurloon dat hoort bij het wettelijke minimumjeugdloon voor zijn leeftijd.

De bedragen voor het gemiddeld uurloon zijn voor 2018 als volgt vastgesteld:

Leeftijd

Ondergrens gemiddeld uurloon

Bovengrens gemiddeld uurloon

21 jaar

8,40

9,82

20 jaar

6,91

9,34

19 jaar

5,43

7,69

18 jaar

4,69

6,04

Het Jeugd-LIV wordt in de loop van 2019 automatisch uitbetaald aan de werkgever op basis van de aangeleverde loonadministratiegegevens.

Bron: Overig Thu, 12 Jul 2018 05:00:00 +0100