Category Archives: Belastingplan

Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2022 bekend

Bekendmaking percentage eigenwoningforfait

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoogte van het eigenwoningforfait in 2022. Het forfait wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de ontwikkeling van het indexcijfer van de woninghuren en de ontwikkeling van de woningwaarden. Het berekende forfait wordt vervolgens naar beneden afgerond op een veelvoud van 0,05%-punt. Voor 2022 komt het eigenwoningforfait uit op 0,45%. Dat is 0,05%-punt lager dan in 2021.

Bekendmaking arbeidskorting

De arbeidskorting wordt jaarlijks aangepast, enerzijds aan de zogenaamde tabelcorrectiefactor en anderzijds aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Voor 2022 ziet de arbeidskorting er als volgt uit.

Arbeidsinkomen vanaf tot arbeidskorting vermeerderd met % van het meerdere arbeidsinkomen eindbedrag
  –  € 10.350   –   4,541  € 470
 € 10.350  € 22.356  € 470   28,461  € 3.887
 € 22.356  € 36.649  € 3.887    2,61  € 4.260
 € 36.649  € 109.346  € 4.260  – 5,86  nihil
 € 109.346   –   –     
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 10-11-2021

Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 aangenomen

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 aangenomen. De stemmingen over het wetsvoorstel tot wijziging van de fiscale regeling voor aandelenoptierechten in de loonbelasting en het wetsvoorstel tot invoering van een grondslag voor het bieden van een tegemoetkoming bij schrijnende gevallen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 zijn niet doorgegaan.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 10-11-2021

Vierde nota van wijziging Belastingplan 2022

De derde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2022 bevat twee aanpassingen in de energiebelastingen ter compensatie voor de hogere energierekening. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt de voorgestelde compensatie aangepast. Deze aanpassing is opgenomen in de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2022.

Aanvankelijk bestond de compensatie uit een verhoging van de belastingvermindering met € 230 (inclusief btw) en een verlaging van het tarief in de eerste tariefschijf elektriciteit met 8,4 cent (inclusief btw). De compensatie wordt gewijzigd door in 2022 het tarief in de energiebelasting van de tweede en derde schijf elektriciteit te verlagen met respectievelijk 0,859 cent en 0,201 cent (excl. btw en indexatie). De belastingvermindering wordt verhoogd met € 265 euro in plaats van € 230. Het tarief van de eerste schijf elektriciteit wordt minder verlaagd, namelijk met 5,436 cent in plaats van 6,933 cent (excl. btw en indexatie).

Door de aanpassing vindt een verschuiving plaats in de lastenverlichting van huishoudens met een relatief groot energieverbruik en bedrijven met een relatief klein energieverbruik naar bedrijven met een relatief groot elektriciteitsverbruik en huishoudens met een lager energieverbruik.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000219739 | 04-11-2021

Verlaging tarieven energiebelasting 2022

De rekening van de energiebedrijven wordt voor een groot deel bepaald door de heffing van energiebelasting. Deze heffing wordt enigszins gematigd door een vaste belastingvermindering. Zoals eerder aangekondigd past het kabinet in verband met de sterk gestegen energieprijzen de tarieven van de energiebelasting aan. Dat gebeurt via een derde nota van wijziging op het Belastingplan 2022. 

De belastingvermindering in de energiebelasting wordt verhoogd met € 230 inclusief btw. De belastingvermindering is een korting op het energiebelastingdeel van de energierekening en geldt per elektriciteitsaansluiting met verblijfsfunctie, ongeacht het verbruik. De belastingvermindering bedraagt in 2022 na de verhoging € 789,77 inclusief btw. Daarnaast wordt het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit met € 0,06933 per kWh exclusief btw verlaagd. Deze verlaging geldt voor het gehele jaar 2022.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000210653 | 22-10-2021

Tweede nota van wijziging Belastingplan 2022

De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging inzake het Belastingplan 2022 ingediend bij de Tweede Kamer. De nota van wijziging bevat de fiscale uitwerking van twee door de Kamer aangenomen moties en enkele technische verbeteringen.

Het maximum van de algemene heffingskorting wordt met € 14 verhoogd per 1 januari 2022.

De earningsstrippingmaatregel beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen rentelasten en -baten van geldleningen in de vennootschapsbelasting, voor zover dat verschil meer bedraagt dan 30% van de gecorrigeerde winst of € 1 miljoen. Voorgesteld wordt om dit percentage van 30 te verlagen tot 20.

Het hoge tarief van de vennootschapsbelasting gaat per 1 januari 2022 omhoog van 25 naar 25,8%. De verhoging dient ter financiering van de verhoging van de salarissen in de zorg.

In het wetsvoorstel Belastingplan 2022 is de bevoegdheid voor de inspecteur opgenomen om binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarin voorheffingen zijn geheven een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen (voorheffingenbeschikking) vast te stellen. Deze termijn is niet toereikend wanneer met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting is opgelegd. Voorgesteld wordt om de termijn voor het vaststellen van een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen in de betreffende gevallen te laten aansluiten op de navorderingstermijn.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000208934 | 14-10-2021

Moties met betrekking tot Belastingplan 2022

De Tweede Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen twee moties aangenomen, die betrekking hebben op het Belastingplan 2022.

In de motie Hermans wordt de regering opgeroepen om:

  • de verhuurderheffing te verlagen;
  • de opslag duurzame energie in de eerste schijf voor huishoudens op elektriciteit te verlagen en de belastingvermindering Energiebelasting te verhogen;
  • de opslag duurzame energie op elektriciteit in de tweede en derde schijf voor het mkb te verlagen;
  • de algemene heffingskorting te verhogen.

Om deze maatregelen te financieren wordt geput uit het voor de BIK bestemde budget van € 1 miljard en moet de earningsstrippingmaatregel in de vennootschapsbelasting worden verzwaard.

In de motie Eerdmans wordt de regering opgeroepen om te komen met een wettelijke regeling voor zelfstandig ondernemerschap, waarin de rechtspositie van zzp’ers wordt vastgelegd.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35 925 | 22-09-2021

Nota van wijziging Overige fiscale maatregelen 2022

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging betreffende het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 ingediend. De nota bevat enkele wijzigingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet bronbelasting 2021.

Vennootschapsbelasting
De Hoge Raad heeft onlangs nadere uitleg gegeven over de samenloop tussen de verliesverrekeningsregels en het fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting. De uitleg kan ertoe leiden dat houdster- en groepsfinancieringsverliezen verrekend kunnen worden met niet-houdster- en groepsfinancieringswinsten met mogelijk een aanzienlijke budgettaire derving. Daarom wordt voorgesteld om voornoemd arrest te repareren.

Volgens de tot 1 januari 2019 bestaande houdsterverliesregeling zijn houdsterverliezen alleen verrekenbaar met houdsterwinsten. Voor op 1 januari 2019 nog niet verrekende houdsterverliezen geldt overgangsrecht waardoor deze verliezen slechts verrekenbaar blijven met houdsterwinsten.

Per 1 januari 2022 wijzigt de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. Daardoor worden ook de dan nog bestaande houdsterverliezen onbeperkt voorwaarts in de tijd verrekenbaar. Voor de verrekening van verliezen binnen de fiscale eenheid geldt dat de verliezen die door een maatschappij zijn geleden vóór de opname in de fiscale eenheid in beginsel slechts verrekend kunnen worden met winst van de fiscale eenheid voor zover die winst aan die maatschappij is toe te rekenen. De aan een dochtermaatschappij, die vanaf de oprichting in de fiscale eenheid is opgenomen, toe te rekenen winsten worden aangemerkt als winsten van de maatschappij die deze dochtermaatschappij heeft opgericht. Volgens de Hoge Raad kan de (houdster)maatschappij die de dochtermaatschappij heeft opgericht haar voorvoegingshoudsterverliezen verrekenen met als haar winst aangemerkte niet-houdsterwinst van deze dochtermaatschappij. Deze uitleg houdt geen rekening met doel en strekking van de houdsterverliesregeling.

Voorgesteld wordt nu dat als winst van een bij oprichting gevoegde dochtermaatschappij wordt aangemerkt als winst van een maatschappij en die maatschappij verliezen heeft waarop de houdsterverliesregeling van toepassing is, de werkzaamheden en het vermogen van die dochtermaatschappij worden aangemerkt als werkzaamheden en vermogen van de (houdster)maatschappij die deze dochtermaatschappij heeft opgericht naar rato van haar kapitaalinbreng. Hiermee wordt de uitleg zoals de Belastingdienst die voorheen hanteerde per 1 januari 2022 in de wet vastgelegd.

Wet bronbelasting 2021
Het begrip vaste inrichting in Nederland voor toepassing van de bronbelasting wordt per 1 januari 2022 aangepast. Hierdoor wordt ook bronbelasting geheven over rente- en royaltybetalingen, voor zover deze toerekenbaar zijn aan specifieke Nederlandse bronnen, zoals in Nederland gelegen onroerende zaken.

Hybride lichamen zijn niet langer belastingplichtig voor de bronbelasting als niet ten minste één van de achterliggende gerechtigden een kwalificerend belang heeft in het hybride lichaam. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000197955 | 04-10-2021

Aanpassingen overdrachtsbelasting

Sinds 1 januari 2021 kent de overdrachtsbelasting een vrijstelling voor starters op de woningmarkt. Deze startersvrijstelling is gebonden aan een aantal voorwaarden. De woning moet als hoofdverblijf gaan dienen voor de koper(s) en mag niet duurder zijn dan de woningwaardegrens van € 400.000. Aan de woningwaardegrens is een antimisbruikbepaling gekoppeld. Deze bepaling komt erop neer dat wanneer binnen een jaar na de verkrijging van een woning waarbij de startersvrijstelling is toegepast een of meer verkrijgingen volgen die betrekking hebben op dezelfde woning of een aanhorigheid bij de woning, de startersvrijstelling wordt teruggenomen als de totale waarde hoger is dan de woningwaardegrens. De antimisbruikbepaling wordt niet toegepast als de eerste verkrijging voor 1 april 2021 heeft plaatsgehad. Op die datum is de woningwaardegrens ingevoerd. De huidige formulering van de antimisbruikbepaling is onduidelijk en wordt daarom in het Belastingplan 2022 aangepast. De antimisbruikbepaling is niet langer van toepassing op verkrijgingen door rechtsopvolgers krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van de persoon die de startersvrijstelling heeft toegepast.

Onvoorziene omstandigheden vóór verkrijging

Om het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting of de startersvrijstelling te mogen toepassen moet worden voldaan aan het hoofdverblijfcriterium. Dit criterium houdt in dat de verkrijger de woning na de verkrijging als hoofdverblijf gaat gebruiken en dit duidelijk en zonder voorbehoud schriftelijk vastlegt. Bij de beoordeling of is voldaan aan het hoofdverblijfcriterium wordt rekening gehouden met onvoorziene omstandigheden zoals overlijden of scheiding na de verkrijging. In die gevallen wordt niet achteraf alsnog het algemene tarief van 8% overdrachtsbelasting geheven. In de huidige tekst is niet geregeld dat rekening kan worden gehouden met onvoorziene omstandigheden die zich voordoen na de koop maar voor de levering van de woning. Dat wordt nu aangepast, waardoor ook in deze gevallen de startersvrijstelling of het verlaagde tarief van 2% kan worden toegepast, mits de oorspronkelijke verkrijger voordat de onvoorziene omstandigheid zich voordeed de bedoeling had om de woning als hoofdverblijf te gaan gebruiken.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen

Groepen burgers kunnen door onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst benadeeld worden en in een schrijnende situatie terecht komen. De toeslagenaffaire is daar een voorbeeld van. In zulke gevallen kan het wenselijk zijn om een tegemoetkoming te bieden om de gevolgen teniet te doen of te verzachten.

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990 (IW 1990) worden delegatiebepalingen opgenomen om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst in voorkomende gevallen zo snel mogelijk te kunnen herstellen. Het kabinet kiest voor de AWR en de IW 1990, omdat de inspecteur resp. de ontvanger van de Belastingdienst aan deze wet zijn bevoegdheden ontleent.

De bestaande wettelijke instrumenten, waarmee een burger financiële genoegdoening kan krijgen, voldoen niet in alle gevallen, met name niet als groepen burgers door het onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst in een schrijnende situatie zijn geraakt. De bestaande instrumenten zijn:

  1. schadevergoeding wegens onrechtmatige daad;
  2. schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit; en
  3. nadeelcompensatie.

Door de invoering van de delegatiebepalingen en de op grond van die bepalingen vast te stellen algemene maatregel van bestuur krijgt de burger een extra mogelijkheid om genoegdoening te realiseren. In de algemene maatregel van bestuur worden gevallen aangewezen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De invoering van een extra mogelijkheid heeft niet tot gevolg dat er dubbele compensatie plaats zal vinden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting

De tarieven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting veranderen marginaal, met uitzondering van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De IACK daalt in 2022 van maximaal € 2.815 naar € 2.534 ter financiering van het betaalde ouderschapsverlof. Het tarief in de eerste schijf daalt van 37,1 naar 37,07%. De overige bedragen voor 2022 worden voor zover van toepassing geïndexeerd. De indexatiefactor bedraagt 1,013.

Uitzondering fiscaal partnerbegrip IACK

Voorwaarde voor de toepassing van de IACK is dat de belastingplichtige geen partner heeft of een partner met een hoger arbeidsinkomen. Iemand die geen inwoner van Nederland en geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is, wordt niet aangemerkt als fiscaal partner. Hierdoor kunnen bepaalde belastingplichtigen met een in het buitenland woonachtige partner onbedoeld recht hebben op de IACK. Om dit te voorkomen geldt met ingang van 2022 een uitzondering op het fiscale partnerbegrip voor de toepassing van de IACK.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021