Category Archives: Belastingplan

Belastingplan 2023 aangenomen door Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft op 20 december 2022 het wetsvoorstel Belastingplan 2023 aangenomen. Belangrijkste maatregelen in deze wet zijn:

  • De afschaffing van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Dat houdt in dat het loon van een werknemer, op wie de regeling van toepassing is, voortaan ten minste gelijk dient te zijn aan het loon dat in de meest vergelijkbare dienstbetrekking wordt verdiend door iemand zonder een aanmerkelijk belang.
  • De structurele verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling naar 1,92% van de fiscale loonsom van de onderneming tot een bedrag van € 400.000. Voor het jaar januari 2023 geldt een extra verhoogde vrije ruimte van 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Binnen de vrije ruimte kunnen werkgevers aangewezen vergoedingen en verstrekkingen onbelast doen aan hun werknemers.
  • De aftrek van periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen is beperkt tot een bedrag van € 250.000 per jaar. De beperking van de aftrek geldt met terugwerkende kracht tot 4 oktober 2022 om 16.00 uur.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | Staatsblad 2022, 532 | 19-12-2022

Memorie van antwoord Overbruggingswet box 3

Bij de Eerste Kamer is het pakket Belastingplan 2023 in behandeling. Onderdeel van dit pakket is het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3. Dit wetsvoorstel is bedoeld als een tijdelijke regeling voor de belastingheffing in box 3 totdat het mogelijk is om over te stappen naar een heffing op basis van het werkelijke rendement. De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer gestuurd.

Op grond van het wetsvoorstel wordt het vermogen in box 3 onderverdeeld in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Het rendement wordt bepaald door het spaargeld te vermenigvuldigen met 0,36%, de overige bezittingen met 6,17% en de schulden met 2,57%. De rendementen op spaargeld en overige bezittingen worden bij elkaar opgeteld. Het rendement op schulden komt daarop in mindering. Uit de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer blijkt dat mensen van wie de werkelijke verdeling van het vermogen afwijkt van de vroegere wettelijke vermogensmix in 2023 beduidend meer belasting in box 3 gaan betalen dan in 2022.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36204 | 24-11-2022

Memorie van antwoord Belastingplan 2023

De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord betreffende het Belastingplan 2023 naar de Eerste Kamer gestuurd. In de memorie van antwoord wordt uitgebreid ingegaan op het inkomensbeleid voor 2023 en op de maatregelen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Volgens de staatssecretaris wordt het verschil tussen het toptarief voor werknemers en voor dga’s door de maatregelen van het Belastingplan teruggebracht van 11,6 naar 5,4% in 2024. Kennelijk veronderstelt hij daarbij dat een dga ondanks de gebruikelijkloonregeling nooit een hoog salaris van de bv ontvangt, maar in plaats daarvan zijn inkomen aanvult met dividend.

De middelingsregeling wordt afgeschaft, onder meer van wegen een beperkte doeltreffendheid van de regeling. Dat is een gevolg van het buiten beschouwing laten van heffingskortingen en van de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting.

Over de voorgestelde afbouw van de algemene heffingskorting op basis van het verzamelinkomen zijn meerdere vragen gesteld. De aanleiding voor dit voorstel is de wens om de afbouw onafhankelijk te maken van de herkomst van het inkomen van een belastingplichtige.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36202 | 24-11-2022

Belastingplan 2023 aangenomen door Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft op 10 november 2022 het pakket Belastingplan 2023 aangenomen. Ook de al voor Prinsjesdag ingediende wetsvoorstellen Fiscale verzamelwet 2023 en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie zijn aangenomen. Het wetsvoorstel overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens is aangehouden.

Wel zijn in de ingediende voorstellen enkele wijzigingen aangebracht.

  • De toepassing van een verlaagd tarief van de energiebelasting en de uitzondering van de opslag duurzame energie- en klimaattransitie voor laadpalen voor elektrische voertuigen is verlengd tot 1 januari 2025.
  • De accijns op rooktabak wordt per 1 april 2023 en per 1 april 2024 verder verhoogd. Het tarief per 1 april 2023 komt uit op € 216,64 en per 1 april 2024 op € 266,98 per kilogram rooktabak.
  • Het algemene tarief van de kansspelbelasting wordt verder verhoogd met 0,2 procentpunt tot 29,5%.  
  • Met ingang van 1 januari 2024 wordt de eerste schijf in de energiebelasting voor aardgas in tweeën gedeeld. De nieuwe eerste schijf loopt van 0 tot 1.200 m3. De nieuwe tweede schijf loopt van 1.200 tot 170.000 m3. Ook de eerste schijf in de energiebelasting voor elektriciteit wordt per 1 januari 2024 opgedeeld. De eerste schijf loopt dan tot 2.900 kWh. De tweede schijf loopt van 2.900 tot 10.000 kWh.
  • De voorgestelde verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2023 gaat niet door. Dat geldt ook voor de verhoging van het laagste tarief van de bieraccijns per 1 januari 2023.
  • De anti-peildatumarbitragebepaling uit de Overbruggingswet box 3 wordt in 2024 geëvalueerd.
  • De voorgestelde verruiming van het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor 2024 is vervallen.
Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36203 e.v. | 09-11-2022

Vierde nota van wijziging Belastingplan 2023

Bij de Tweede Kamer is het Belastingplan 2023 in behandeling. De staatssecretaris van Financiën heeft een vierde nota van wijziging op dit wetsvoorstel ingediend.

Verruiming vrije ruimte

De vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom wordt per 1 januari 2023 structureel verhoogd tot 1,92%. Dat is opgenomen in de eerste nota van wijziging op het Belastingplan 2023. Voor het jaar 2023 wordt de vrije ruimte eenmalig extra verruimd tot 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Vanaf 2024 geldt het percentage van 1,92.

Aanverwantschap voormalige fiscale partners

De Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen regelt onder meer dat met ingang van 1 januari 2023 voor de inkomstenbelasting aanverwantschap doorloopt na het einde van het fiscale partnerschap. Bij voormalige gehuwden was dit al het geval. Gevolg is dat voor kinderen van de ex-partner dezelfde voorwaarden gelden als voor een kind van een ex-echtgenoot. De uitbreiding van de aanverwantschap zou leiden tot een onbedoelde verruiming van de terbeschikkingstellingregeling, de lucratiefbelangregeling en het aanmerkelijkbelangregime. In deze nota van wijziging wordt geregeld dat de fiscale behandeling van aanverwanten op grond van huwelijk en fiscaal partnerschap voor deze regelingen gelijk blijft.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36202 | 20-10-2022

Nota’s naar aanleiding verslag Belastingplan 2023 en Rechtsherstel en Overbruggingswet box 3

De staatssecretarissen van Financiën hebben de nota’s naar aanleiding van het verslag betreffende de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het pakket Belastingplan 2023 vormen, naar de Tweede Kamer gestuurd.

Belastingplan 2023

In de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2023 zegt het kabinet toe te willen kijken naar de mogelijkheid om de oudedagsreserve vrijwillig vrij te laten vallen in de winst van een boekjaar. Gezien de aard van de oudedagsreserve is het kabinet niet van plan om een vrijwillige vrijval geheel of gedeeltelijk vrij te stellen of te belasten tegen een lager tarief.

De Tweede Kamer heeft de wens uitgesproken om het overgangsrecht bij de afschaffing van de IACK anders vorm te geven. De staatssecretaris zal een alternatief uitwerken waarin alle ouders recht blijven houden op de IACK, maar het bedrag van deze heffingskorting stapsgewijs wordt afgebouwd tot nihil. Op dat moment wordt de IACK afgeschaft.

Rechtsherstel box 3 en Overbruggingswet box 3

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de juridische houdbaarheid van beide wetsvoorstellen. De wetsvoorstellen voldoen volgens de staatssecretaris aan de proportionaliteitstoets van het EVRM. Niet kan worden uitgesloten dat belastingplichtigen met lagere rendementen dan de gehanteerde forfaits zich benadeeld voelen. In die gevallen zal bekeken worden of procesafspraken gemaakt kunnen worden. Wanneer slechts één partner bezwaar heeft ingediend, krijgt de andere partner geen rechtsherstel.

Het heffingvrije vermogen wordt automatisch evenredig verdeeld over de verschillende vermogenscategorieën. Het heffingvrije vermogen wordt in het nieuwe box 3-stelsel vervangen voor een heffingvrij inkomen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2022-0000250556 | 11-10-2022

Nota van wijziging Belastingplan 2023

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het Belastingplan 2023 ingediend. De nota van wijziging is al in de aanbiedingsbrief van het Belastingplan aangekondigd. Deze nota bevat maatregelen uit de augustusbesluitvorming die niet tijdig voor het aanvragen van advies van de Raad van State waren afgerond.

Het gaat om de volgende maatregelen:

  1. Een wijziging van de Mijnbouwwet vanwege de tijdelijke verhoging van de cijns;
  2. De afschaffing van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling;
  3. De verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling;
  4. De begrenzing van de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting; en
  5. De duurzame ontwikkeling van Caribisch Nederland.

De staatssecretaris kondigt verder aan dat het kabinet nog voor de zomer van 2023 komt met een voorstel om negatief geëvalueerde fiscale regelingen af te afschaffen of te vereenvoudigen.

De doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling bedraagt 75%. Dat houdt in dat het loon van een werknemer op wie de regeling van toepassing is, ten minste 75% dient te bedragen van het loon dat in de meest vergelijkbare dienstbetrekking wordt verdiend door iemand zonder aanmerkelijk belang in de vennootschap waarvoor hij werkt.

De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt 1,7% van de fiscale loonsom van de onderneming tot een bedrag van € 400.000. Met ingang van 1 januari 2023 wordt dit verhoogd tot 1,92%. Binnen de vrije ruimte kunnen werkgevers aangewezen vergoedingen en verstrekkingen onbelast doen aan hun werknemers.

De aftrek van periodieke giften wordt beperkt tot een bedrag van € 250.000 per jaar. De beperking van de aftrek geldt met terugwerkende kracht tot 4 oktober 2022 om 16.00 uur.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2022-0000240025 | 03-10-2022

Kamerbrief aanvullende maatregelen energierekening

De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de instelling van een tijdelijk prijsplafond voor energie voorgesteld. Een prijsplafond heeft als voordeel dat het risico op een verdere prijsstijging niet voor rekening komt van de afnemer. Het prijsplafond geldt voor gas en voor elektriciteit, maar slechts tot een bepaalde omvang. Het kabinet stelt een volumegrens van 1.200 m3 voor gas en 2. 400 kWh voor elektriciteit voor. Bij deze volumegrenzen valt minimaal de helft van de huishoudens wat betreft verbruik volledig onder het tariefplafond. Het kabinet denkt voor het markttarief aan een tariefplafond van maximaal € 1,50 voor gas en 70 cent voor elektriciteit. Als de prijsontwikkelingen voor gas of elektriciteit meevallen kunnen de plafonds worden verlaagd. Volgens de energiebedrijven is de invoering van prijsplafonds per 1 januari 2023 mogelijk.

De minister merkt op dat het kabinet wil dat huishoudens deze winterperiode niet worden afgesloten als gevolg van financiële problemen. Het kabinet werkt met energieleveranciers aan een afspraak over situaties waarin contracten de komende winterperiode niet mogen worden opgezegd.

Daarnaast onderzoekt het kabinet de mogelijkheden voor de introductie van een specifieke subsidieregeling voor de energiekosten voor het energie-intensieve mkb.

In 2022 is er een energietoeslag van € 1.300 voor mensen die leven van 120% van het sociaal minimum. In de Miljoenennota is opgenomen dat dit in 2023 ook wordt gedaan. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om € 500 hiervan al in 2022 uit te keren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 19-09-2022

Moties bij Algemene Beschouwingen

Bij de Algemene Beschouwingen na Prinsjesdag heeft de Tweede Kamer een reeks moties aangenomen. Het betreft onder meer oproepen tot het verruimen van de werkkostenregeling, het vergemakkelijken van doorwerken na de AOW-leeftijd en het bieden van compensatie voor de energielasten van het energie-intensieve mkb. In aanvulling op deze laatste motie is gevraagd om gerichte ondersteuning voor scholen, culturele instellingen, maatschappelijke voorzieningen en verenigingen.

Een motie voor de invoering van een extra schijf winstbelasting van 49,5% boven winsten van € 1 miljoen is verworpen.

Bron: Tweede Kamer | publicatie | 21-09-2022

Aanpassingen box 3

Tarief

Het huidige tarief in box 3 bedraagt 31%. Dat tarief wordt in 2023, 2024 en 2025 steeds met 1%-punt verhoogd. Het heffingvrije vermogen wordt per 1 januari 2023 verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 per belastingplichtige. Het reeds lang aangekondigde nieuwe stelsel voor box 3 moet in 2026 ingaan. Dat stelsel gaat uit van het werkelijk behaalde rendement. Tot die tijd wordt belasting in box 3 geheven op basis van een forfaitair rendement over de werkelijke samenstelling van het vermogen.

De tariefsverhoging in box 3 is bedoeld om de belastingdruk op arbeid en vermogen meer in balans te brengen. Deze verhoging maakt een verlaging van de belastingdruk in box 1 mogelijk. Het effect van de tariefsverhoging wordt door de verhoging van het heffingvrije vermogen gematigd voor belastingplichtigen met een relatief klein vermogen.

Wetsvoorstel rechtsherstel box 3

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het stelsel van belastingheffing in box 3 in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voor die situaties moet rechtsherstel worden geboden. Daarmee is een begin gemaakt met het Besluit rechtsherstel box 3. Dat besluit is gepubliceerd vooruitlopend op wetgeving. Het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3 is de wettelijke vertaling van het Beleidsbesluit. Dit wetsvoorstel heeft terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2022.

De doelgroep voor het rechtsherstel bestaat uit de belastingplichtigen, die waren aangesloten bij de massaalbezwaarprocedures, uit belastingplichtigen van wie de aanslag over 2017, 2018, 2019 of 2020 nog niet onherroepelijk vaststond op 24 december 2021 en uit belastingplichtigen van wie de aanslagen op die datum nog niet waren vastgesteld. Dat betekent dat het rechtsherstel ook geldt voor de aanslagen over 2021 en 2022.

De nieuwe berekening van het inkomen in box 3 gaat uit van de werkelijke samenstelling van het vermogen. Het vermogen wordt onderverdeeld in banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor iedere categorie geldt een forfaitair rendement. Het rendement wordt per vermogenscategorie berekend door het toepasselijke rendementspercentage te vermenigvuldigen met de waarde van de bezittingen of schulden op 1 januari van het kalenderjaar.

Het forfaitaire rendement voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden.  Het forfaitaire rendement voor schulden wordt gebaseerd op de gemiddelde maandelijkse rente over het uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende typen schulden.

Voor de overige bezittingen blijft de huidige formule van vaststelling van het rendement van toepassing. Die sluit aan bij het meerjarig gemiddelde bruto rendement op obligaties, aandelen en onroerend goed.

De percentages voor de jaren 2017 tot en met 2021 en het percentage voor categorie II in 2022 zijn reeds bekend.

Jaar

Banktegoeden (I)

Overige bezittingen (II)

Schulden (III)

 2017

 0,25%

 5,39%

 3,43%

 2018

 0,12%

 5,38%

 3,20%

 2019

 0,08%

 5,59%

 3,00%

 2020

 0,04%

 5,28%

 2,74%

 2021

 0,01%

 5,69%

 2,46%

 2022

 

 5,53%

 

Het heffingvrije vermogen wordt als volgt in mindering gebracht. Voorgesteld wordt om voor het bepalen van het voordeel uit sparen en beleggen het effectieve rendementspercentage uit de drie vermogenscategorieën te vermenigvuldigen met de rendementsgrondslag, verminderd met het heffingvrije vermogen.

Bij het verlenen van rechtsherstel kan het voorkomen dat meer uitgaven voor specifieke zorgkosten of aftrekbare giften in aftrek komen. Bij het verlenen van het rechtsherstel wordt aangesloten bij de door de fiscale partners in de aangifte gekozen verdeling van deze uitgaven. Fiscale partners kunnen via een verzoek om ambtshalve vermindering kiezen voor een andere verdeling van de extra aftrek dan de in de aangifte gekozen verdeling.

Wetsvoorstel overbrugging box 3

Vooruitlopend op de aangekondigde invoering van belastingheffing op basis van het werkelijke rendement wordt de Wet IB 2001 voor de jaren 2023 tot en met 2025 aangepast. De belastingheffing in box 3 komt in die jaren grotendeels overeen met de wijze waarop het rechtsherstel voor de jaren tot en met 2022 is vormgegeven. Het vermogen wordt hiertoe onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden.

In afwijking van het rechtsherstel wordt contant geld aangemerkt als banktegoed.

Vrijstelling groene beleggingen

Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3. Door aan te sluiten bij de werkelijke samenstelling van het vermogen moeten groene beleggingen worden gesplitst in sparen en beleggen. De vrijstelling voor groene beleggingen wordt over deze twee vermogenscategorieën verdeeld. Dat gebeurt door de vrijstelling eerst zo veel mogelijk in mindering te brengen op de groene beleggingen. Het resterende deel van de vrijstelling wordt in mindering gebracht op de groene spaartegoeden. Het wetsvoorstel wijkt op dit punt af van het rechtsherstel, zoals dat geldt voor de jaren 2017 tot en met 2022.

 

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2022