De onbelaste reiskostenvergoeding is een gerichte vrijstelling in de loonbelasting. Op basis van deze vrijstelling kan een werkgever aan werknemers een vergoeding toekennen voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkkilometers, zonder dat de werknemer hierover loonbelasting hoeft te betalen. Het kabinet stelt voor om het maximale onbelaste bedrag per 1 januari 2024 te verhogen naar € 0,23 per zakelijke kilometer. Dit bedrag gaat ook gelden voor de aftrek van reiskosten door IB-ondernemers en resultaatgenieters, die gebruikmaken van een vervoermiddel dat behoort tot het privévermogen. Ook gaat dit bedrag gelden voor de aftrek van specifieke zorgkosten voor reiskosten ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven van gehandicapten en de giftenaftrek in het geval een vrijwilliger afziet van reiskostenvergoeding.
Category Archives: Belastingplan
Aanpassingen kindgebonden budget
Het kabinet stelt een aantal aanpassingen van het kindgebonden budget voor:
- Het maximumbedrag voor het eerste kind wordt verhoogd met € 750 per jaar.
- Het maximumbedrag voor het tweede en volgende kinderen gaat met € 883 per jaar omhoog.
- Het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot 18 jaar stijgt met € 400 per jaar.
- Het extra kindgebonden budget voor alleenstaande ouders wordt verlaagd met € 619 per jaar.
- De inkomensdrempel voor de berekening van een korting op het kindgebonden budget voor ouderparen wordt verlaagd met € 11.111 per jaar.
De aanpassingen van de genoemde (maximum)bedragen in het kindgebonden budget vinden plaats nadat de bedragen van het kindgebonden budget uit 2023 zijn aangepast op grond van eerder beleid en zijn geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Deze factor bedraagt voor 2024 1,099.
Afschrijvingsbeperking gebouwen
Ondernemers en resultaatgenieters kunnen alleen afschrijven op een gebouw als de boekwaarde daarvan hoger is dan de bodemwaarde. De bodemwaarde voor gebouwen, die ter beschikking worden gesteld aan derden, is gelijk aan de WOZ-waarde. Voor gebouwen in eigen gebruik is de bodemwaarde nu 50% van de WOZ-waarde. In de vennootschapsbelasting is de bodemwaarde voor gebouwen in eigen gebruik gelijk aan de WOZ-waarde. Voorgesteld wordt dit ook in de inkomstenbelasting in te voeren. De afschrijvingscapaciteit voor gebouwen in eigen gebruik neemt daardoor af.
No-cure-no-payrechtsbijstand
Het kabinet wil de financiële prikkel voor no-cure-no payrechtsbijstand om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure te starten of door te procederen vanwege een proceskostenvergoeding of een vergoeding van immateriële schade wegnemen. Dat komt met name voor bij WOZ- en bpm-procedures. Voor deze belastingen stelt het kabinet voor om:
- de proceskostenvergoedingen te verlagen;
- de hoogte van de vergoeding van immateriële schade wettelijk vast te leggen; en
- te regelen dat uitbetalingen van deze vergoedingen plaatsvinden op een bankrekening van de belanghebbende.
Verlaging proceskostenvergoeding
Ter verlaging van de proceskostenvergoeding wordt bij procedures over de WOZ en de bpm een vermenigvuldigingsfactor ingevoerd. Deze bedraagt 0,25 als de belanghebbende inhoudelijk in het gelijk wordt gesteld en 0,10 in overige gevallen. Aan de punten per proceshandeling en de waarde per punt verandert niets.
Vergoeding van immateriële schade
Bezwaar- en beroepsprocedures moeten binnen een redelijke termijn worden afgehandeld. De redelijke termijn is overschreden als de rechtbank niet binnen twee jaar na het indienen van het bezwaarschrift uitspraak doet. Voor de berechting in hoger beroep en cassatie geldt als uitgangspunt dat de uitspraak binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep of het beroep in cassatie moet zijn gedaan. Voor de meeste bestuursrechtelijke geschillen is volgens de Hoge Raad voor ieder half jaar overschrijding van de redelijke termijn € 500 schadevergoeding verschuldigd. De termijn van overschrijding wordt naar boven afgerond. Voor een overschrijding van één dag is dus ook € 500 verschuldigd. Er zijn recente uitspraken van rechtbanken in WOZ-zaken, waarin de hoogte van de vergoeding van immateriële schade is verlaagd tot € 50 per half jaar vanwege het beperkte financiële belang. Het kabinet neemt dit bedrag over voor zover het WOZ- en bpm-procedures betreft.
Verlaging energie-investeringsaftrek
In dit Belastingplan wordt voorgesteld om per 1 januari 2024 het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel te verlagen van 45,5 naar 40. Aanvankelijk was het kabinet van plan het maximale investeringsbedrag te verlagen vanwege de budgettaire overschrijding. Het kabinet heeft echter besloten om het budget van de EIA vanaf 2025 structureel op te hogen.
Herziening aangifte IB
De meeste mensen dienen hun aangifte inkomstenbelasting in één keer volledig en juist in. Toch komt het regelmatig voor dat iemand na het indienen daarvan zijn aangifte wil aanpassen. Dat kan zolang de inspecteur de mogelijkheid heeft om de betreffende gegevens te verwerken bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de aanslag is vastgesteld, is aanpassing mogelijk via bezwaar en beroep of via ambtshalve vermindering.
De Belastingdienst hanteert een praktische werkwijze bij de correctie van kennelijke fouten. Een wijziging van gegevens via een aangepast aangiftebiljet inkomstenbelasting wordt, als geen inhoudelijk geschil bestaat, verwerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Voor deze werkwijze bestaat onvoldoende wettelijke grondslag. Een bericht van een belastingplichtige, waaruit blijkt dat hij het niet eens is met een opgelegde aanslag, is in principe een bezwaarschrift.
Voorgesteld wordt om een herzien digitaal aangiftebiljet inkomstenbelasting als een verzoek om ambtshalve vermindering te kwalificeren, tenzij de belastingplichtige aangeeft bezwaar te willen maken. De voorgestelde regeling geldt ook voor afzonderlijk op het aanslagbiljet vermelde voor bezwaar vatbare beschikkingen. Verder wordt een aanvullende regeling voorgesteld op grond waarvan de inspecteur een onjuiste aanslag ambtshalve vermindert na een binnen de bezwaartermijn ingediend verzoek daartoe. Dit betekent dat de voorwaarden, die normaliter gelden bij een verzoek om ambtshalve vermindering, in dit geval niet van toepassing zijn.
De voorgestelde maatregelen zijn tijdelijk in afwachting van een wetsvoorstel met een bredere strekking dan alleen de inkomstenbelasting.
Verruiming herinvesteringsreserve
Belastingheffing over de boekwinst, die wordt behaald bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel, kan worden uitgesteld door de vorming van een herinvesteringsreserve. De herinvesteringsreserve wordt afgeboekt op de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen, die in het jaar van vervreemding of in de daaropvolgende drie jaren worden aangeschaft. Deze afboeking verlaagt de afschrijvingsgrondslag van die bedrijfsmiddelen en verhoogt daarmee de winst.
Een herinvesteringsreserve, die is gevormd in de ene onderneming kan niet worden gebruikt voor een (her)investering in een andere onderneming. Bij een gedeeltelijke staking van een onderneming is het mogelijk om de herinvesteringsreserve toe te passen op herinvestering in het overgebleven gedeelte van die onderneming. Voorgesteld wordt om toepassing van de herinvesteringsreserve in een andere onderneming mogelijk te maken als de onderneming door overheidsingrijpen gedeeltelijk wordt gestaakt.
Vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) en fonds voor gemene rekening (fgr)
De regeling voor de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) in de vennootschapsbelasting wordt aangepast. Ook wordt de definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) aangepast. Het wetsvoorstel bevat overgangsrecht voor bepaalde situaties. Het overgangsrecht treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. De materiële bepalingen, zoals de bepaling met de definitie van het fgr, treden in werking op 1 januari 2025. Het overgangsrecht treedt in werking op 1 januari 2024.
Fonds voor gemene rekening
Een fgr is zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig als de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fgr verhandelbaar zijn. Dat is het geval als voor vervreemding niet de toestemming van alle deelgerechtigden vereist is. Een fgr is niet zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig als toestemming van alle deelgerechtigden vereist is. De resultaten worden dan bij de deelgerechtigden belast. Het toestemmingsvereiste als onderscheidend criterium voor zelfstandige belastingplicht is internationaal ongebruikelijk en vervalt daarom. In plaats daarvan wordt aansluiting gezocht bij de in de Wft gehanteerde begrippen beleggingsfonds en fonds voor collectieve belegging in effecten.
Vbi-regime
Een beleggingsinstelling, die aan de wettelijke eisen van het vbi-regime voldoet, is subjectief vrijgesteld van vennootschapsbelasting en is geen inhoudingsplichtige voor de dividendbelasting. Het regime wordt meestal gebruikt door niet-beoogde gebruikers, zoals vermogende personen en families. Voorgesteld wordt om het vbi-regime alleen toe te passen op beleggingsinstellingen en icbe’s, die rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
De IACK is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind, dat jonger is dan 12 jaar, combineren. Een van de voorwaarden voor de IACK is dat de ouder in een kalenderjaar ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen staat ingeschreven als het kind. Bij co-ouderschap kan niet door beide ouders aan de inschrijvingseis worden voldaan. Voor die gevallen is een regeling in de uitvoeringsregeling opgenomen, waardoor beide ouders aanspraak kunnen maken op de IACK mits de zorg voor het kind tussen de beide ouders gelijk is verdeeld. De Hoge Raad heeft de regeling in een arrest uit 2022 ruimer uitgelegd dan de bedoeling was. Daarom wordt nu voorgesteld wordt om de co-ouderschapsregeling voor de IACK in de wet op te nemen en aan te passen. Co-ouders komen met ingang van 1 januari 2024 beiden in aanmerking voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijk hebben verdeeld. Aan die eis is voldaan als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.
Verder wordt voorgesteld te bepalen dat iemand, die ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige verblijft maar die daar niet is ingeschreven en dus niet kwalificeert als partner, voor de toekenning van de IACK wordt gelijkgesteld met een partner.
Kwalificatie rechtsvormen
Het kwalificatiebeleid voor (buitenlandse) rechtsvormen voor Nederlandse fiscale doeleinden wordt aangepast. Het kwalificatiebeleid is nu opgenomen in een beleidsbesluit. Dit beleid zal worden opgenomen in de wet. Het betreft de inkomsten-, vennootschaps-, dividend- en bronbelasting. Het kwalificatiebeleid voor buitenlandse rechtsvormen gaat uit van rechtsvormvergelijking. Deze methode wordt aangevuld met twee aanvullende methoden als de buitenlandse rechtsvorm niet vergelijkbaar is met een naar Nederlands recht opgericht lichaam. De eerste aanvullende methode merkt een in Nederland gevestigd buitenlands lichaam met een niet-vergelijkbare rechtsvorm voor Nederlandse fiscale doeleinden aan als zelfstandig belastingplichtig. De tweede aanvullende methode ziet op niet in Nederland gevestigde buitenlandse lichamen. Dit buitenlandse lichaam wordt voor Nederlandse fiscale doeleinden als zelfstandig belastingplichtig aangemerkt als het in het land van vestiging zelfstandig belastingplichtig is.