Category Archives: Belastingplan

Maatregelen vennootschapsbelasting

Tarieven

Het hoge tarief van de vennootschapsbelasting voor winsten boven een bedrag van € 200.000 wordt in 2020 niet verlaagd en blijft 25%. Met ingang van 2021 gaat het hoge tarief omlaag naar 21,7%. Dat is hoger dan het eerder aangekondigde tarief van 20,5%. Het lage tarief bedraagt in 2020 17,5% en met ingang van 2021 15%.

Voornemens

Het kabinet is van plan om per 2021 het effectieve tarief van de innovatiebox te verhogen van 7 naar 9% en om de liquidatie- en stakingsverliesregeling aan te passen. Verder is het plan om de betalingskorting bij betaling ineens voor de vennootschapsbelasting per 2021 af te schaffen.

Aanpassen tonnageregeling

De tonnageregeling biedt de mogelijkheid om de winst uit zeescheepvaart forfaitair vast te stellen aan de hand van de scheepstonnage. Grondslag voor de heffing is een bedrag per nettoton van de geëxploiteerde kwalificerende schepen. Per 1 januari 2020 wordt de tonnageregeling gewijzigd. De wijzigingen betreffen schepen in tijd- of reischarter, het vlagvereiste en andere werkzaamheden dan vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 19-09-2019

Maatregelen inkomstenbelasting

Tarieven

De al geplande invoering van het tweeschijvenstelsel wordt versneld doorgevoerd, namelijk per 1 januari 2020 in plaats van per 1 januari 2021. Het laagste tarief bedraagt in 2020 37,35% en het toptarief 49,5%. De afbouw van het maximale aftrektarief gaat gewoon door. De aftrek van diverse grondslagverminderende posten in de hoogste inkomensschijf is beperkt tot 46% in 2020.

Voor AOW-gerechtigden bedraagt het laagste tarief 19,2%.

Heffingskortingen

De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.711 en maximaal € 1.413 voor AOW-gerechtigden. De afbouw boven een inkomen van € 20.711 bedraagt 5,672% en 2,956% voor AOW-gerechtigden. De arbeidskorting bedraagt in 2020 maximaal € 3.595. Voor werkende AOW-gerechtigden is dit € 2.147. De afbouw bedraagt 6% vanaf een inkomen van € 34.989. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de afbouw 3,125%

Overgangsrecht oude saldolijfrenten

Bij de invoering van de Wet IB 2001 is overgangsrecht opgenomen voor bestaande lijfrenten. Voor lijfrenten waarvan de premies geheel of gedeeltelijk niet aftrekbaar waren (saldolijfrenten) eindigt dit overgangsrecht met ingang van 1 januari 2021. Bij het einde van het overgangsrecht moet belasting worden betaald in box 1 over de waarde van de lijfrente minus de betaalde premie (het saldo), waarna de lijfrente overgaat naar box 3. Voorgesteld wordt nu de beëindiging van het overgangsrecht te beperken tot die oude saldolijfrenten waarmee belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek voor ondernemers gaat met ingang van 2020 geleidelijk omlaag. Dat gebeurt in acht stappen van € 250 en één stap van € 280. De zelfstandigenaftrek daalt van € 7.280 in 2019 naar € 5.000 in 2028.

Aftrekuitsluiting dwangsommen

In beginsel zijn alle zakelijke uitgaven die verband houden met de ondernemingsuitoefening aftrekbaar van de winst. Er geldt een uitzondering voor kosten en lasten die verband houden met boeten. Aan deze uitzondering worden bestuursrechtelijke dwangsommen en door de officier van justitie opgelegde strafbeschikkingen toegevoegd. Door de werkgever aan een werknemer vergoede bestuursrechtelijke dwangsommen of strafbeschikkingsbedragen kunnen niet worden aangewezen als eindheffingsbestanddelen. Dergelijke bedragen behoren verplicht tot het loon waarover de werknemer belasting is verschuldigd. De aftrekuitsluiting geldt niet voor privaatrechtelijke dwangsommen.

Scholingsuitgaven

De fiscale aftrek van scholingsuitgaven wordt afgeschaft en vervangen door een subsidieregeling. Het gaat om de nog in te voeren Subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de contouren van deze regeling in een brief aan de Tweede Kamer beschreven. Vanwege de onderlinge samenhang wordt de aftrek van scholingsuitgaven afgeschaft op het moment waarop de Subsidieregeling STAP-budget in werking treedt.

Overgangsrecht

Het overgangsrecht voor scholingsuitgaven tot en met het studiejaar 2014/2015, die niet tot aftrek hebben geleid omdat recht bestond op een prestatiebeurs, blijft voorlopig in stand. Op grond van dit overgangsrecht bestaat alsnog recht op aftrek als de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Voorgesteld wordt dit overgangsrecht per 1 januari 2031 te laten vervallen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 19-09-2019

Maatregelen loonbelasting

Aanpassingen werkkostenregeling

De werkkostenregeling (WKR) regelt de behandeling in de loonbelasting van vergoedingen en verstrekkingen die een werkgever aan werknemers verstrekt. Het Belastingplan bevat vier wijzigingen in de WKR.

Ten eerste wordt de vrije ruimte vergroot van 1,2 naar 1,7% van de fiscale loonsom tot een bedrag van € 400.000. Boven dat bedrag blijft de vrije ruimte 1,2%.

Ten tweede komt voor de vergoeding voor een verklaring omtrent gedrag (VOG) een gerichte vrijstelling.

De derde wijziging betreft het verlengen van het uiterste moment voor aangifte en afdracht van de eindheffing. Bij het overschrijden van de vrije ruimte is de werkgever een eindheffing verschuldigd. Deze moet nu uiterlijk met de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar worden aangegeven. Voorgesteld wordt om de termijn te verlengen tot de aangifte over het tweede aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar.

De vierde wijziging betreft de waarde van producten uit eigen bedrijf. De waarde van producten uit eigen bedrijf die aan werknemers worden verstrekt, wordt in sommige gevallen bepaald op het door de werkgever aan derden in rekening te brengen bedrag. Voor branche-eigen producten die worden verstrekt aan werknemers bestaat een kortingsregeling. Die bestaat uit een gerichte vrijstelling van 20% van de waarde in het economisch verkeer. Voorgesteld wordt om de waarde van de producten uit eigen bedrijf steeds te stellen op de waarde in het economisch verkeer.

Indexeren van vrijwilligersregeling

Vrijwilligers kunnen belastingvrij vergoedingen en verstrekkingen ontvangen tot een bedrag van € 170 per maand en van € 1.700 per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2020 worden deze bedragen jaarlijks geïndexeerd. Het maximumbedrag per kalenderjaar zal worden afgerond op een veelvoud van € 100.

S&O-afdrachtvermindering

Voorgesteld wordt het aantal momenten waarop een S&O-verklaring kan worden aangevraagd uit te breiden van drie naar vier per jaar. Verder wordt voorgesteld om het uiterste moment van indienen van een aanvraag te stellen op de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft in plaats van ten minste één maand voorafgaand aan die periode. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor aanvragen die betrekking hebben op de periode die ingaat op 1 januari van een kalenderjaar. Daarvoor geldt als uiterste indieningsdatum 20 december van het voorafgaande kalenderjaar.

Bijtelling elektrische auto

De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak bedraagt standaard 22% van de catalogusprijs. Voor auto’s met een nihiluitstoot geldt een korting op de bijtelling. Deze korting blijft ook na 2020 bestaan, maar wordt wel aangepast. Het deel van de catalogusprijs waarop de korting op de bijtelling van toepassing is, gaat in 2020 omlaag naar € 45.000 en in 2021 naar € 40.000. Daarna wordt dit niet meer aangepast. De korting op de bijtelling bedraagt nu 18%-punt. Dit wordt per 1 januari 2020 14%-punt. Er geldt dan een verlaagde bijtelling van 8% over een bedrag van maximaal € 45.000. Vanaf 1 januari 2026 geldt voor nieuwe elektrische auto’s van de zaak een bijtelling van 22%. Voor auto’s op waterstof geldt de verlaagde bijtelling voor de gehele catalogusprijs.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 19-09-2019

Belastingplan 2019 aangenomen

De Eerste Kamer heeft het volledige pakket Belastingplan 2019 aangenomen. Het Belastingplan 2019 omvat naast het eigenlijke Belastingplan de volgende wetsvoorstellen: Wet Overige fiscale maatregelen 2019, Wet Bedrijfsleven 2019, Fiscale Vergroeningsmaatregelen 2019, Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen, Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel, Wet modernisering kleineondernemersregeling, Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking en Wet fiscale maatregel rijksmonumenten.

Bij de stemming is een aantal moties aangenomen. Het gaat om een verzoek om de maximale belastingvrije vrijwilligersvergoeding jaarlijks te indexeren en om het verlenen van zekerheid vooraf bij de subsidieregeling voor monumentenpanden dat werkzaamheden voor subsidie in aanmerking komen wanneer de investeringen hoger zijn dan € 70.000 in één jaar. Een motie om elektrische auto’s van vijf jaar en ouder in aanmerking te laten komen voor de lagere bijtelling voor privégebruik die voor niet-elektrische auto’s van 15 jaar en ouder geldt, is aangehouden.

Invoering tweeschijvenstelsel
Er wordt toegewerkt naar een tweeschijvenstelsel in de loon- en inkomstenbelasting. De tarieven in de huidige eerste drie schijven zijn vrijwel gelijk: het tarief in de eerste schijf bedraagt in 2019 36,65%; het tarief in de tweede en derde schijf bedraagt in 2019 38,10%. Het tarief in de vierde schijf (toptarief) bedraagt 51,75%.

Heffingskortingen
De algemene heffingskorting gaat omhoog. Daardoor stijgt het besteedbaar inkomen van mensen met een inkomen tot € 68.507 per jaar. De heffingskorting bedraagt in 2019 € 2.477 voor inkomens tot € 20.384. Ook de arbeidskorting stijgt in 2019 en bedraagt dan maximaal € 3.399. De daling van de arbeidskorting verloopt in 2019 sneller dan in 2018.
De ouderenkorting bedraagt in 2019 maximaal € 1.596. Vanaf een inkomen van € 36.000 bouwt de ouderenkorting geleidelijk af. In 2018 was de overgang van de hoge naar de lage ouderenkorting abrupt wanneer het inkomen boven de inkomensgrens uitkwam.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt in 2019 anders berekend. Het basisbedrag van € 1.000 verdwijnt. Het opbouwpercentage gaat omhoog naar 11,45%. De maximale korting van € 2.835 in 2019 wordt bij een lager inkomen dan in 2018 bereikt.

Aftrekposten
Voor mensen met een inkomen boven € 68.507 wordt het tarief van een aantal aftrekposten verlaagd. Dat geldt onder meer voor de hypotheekrenteaftrek. In 2019 bedraagt het tarief voor hypotheekrenteaftrek voor hoge inkomens 49%.
De aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld wordt met ingang van 1 januari 2019 beperkt. De aftrek wordt jaarlijks met 3,33% verlaagd over een periode van 30 jaar.

Vrijwilligers
De belastingvrije vergoeding voor vrijwilligers gaat omhoog naar maximaal € 170 per maand en € 1.700 per jaar. De voor de beoordeling van vrijwilligerswerk gehanteerde uurvergoeding gaat naar € 5.

Laag tarief btw
Het lage tarief van de btw gaat omhoog van 6 naar 9%. Dit tarief is van toepassing op eerste levensbehoeften als de dagelijkse boodschappen en op arbeidsintensieve diensten.

Milieubelastingen
De belasting op aardgas gaat omhoog en de belasting op elektriciteit gaat omlaag.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35026 | 20-12-2018

Memorie van antwoord Belastingplan 2019

Het Belastingplan 2019 is, nadat het door de Tweede Kamer is aangenomen, in behandeling bij de Eerste Kamer. Voor het kerstreces zal de Eerste Kamer over de wetsvoorstellen stemmen. De staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer gestuurd. Belangrijke aandachtspunten zijn de volgende.

Vanaf 2020 geldt voor een aantal aftrekposten een tariefmaatregel, zoals deze nu al geldt voor de aftrekbare kosten eigen woning. Het gaat om de ondernemersaftrek, de mkb-winstvrijstelling, de terbeschikkingstellingsvrijstelling en de persoonsgebonden aftrekposten. De maatregel houdt in dat deze aftrekposten niet tegen het hoogste tarief in aftrek kunnen worden gebracht, maar tegen een lager tarief en uiteindelijk tegen het tarief in de eerste schijf. Deze maatregel heeft bijvoorbeeld gevolgen voor lopende periodieke giften. Wie in 2018 periodieke giften voor vijf jaar heeft toegezegd heeft in de jaren 2020, 2021 en 2022 minder belastingvoordeel door verlaging van het tarief met 4,5%, 6,5% en 9,5%. Omdat de maatregel al in het regeerakkoord is aangekondigd ziet de staatssecretaris geen aanleiding voor een overgangsregeling voor lopende periodieke giften.

De regeling in de inkomstenbelasting rond de eigen woning is zeer ingewikkeld. Dat komt door verschillende maatregelen waarmee de regeling sinds 2001 is aangepast. De toenemende complexiteit is aanleiding om de aangekondigde evaluatie van de eigenwoningregeling te vervroegen en uit te voeren in 2019.

Het tarief in box 2 gaat in 2020 van 25 naar 26,9%. De verhoging hangt samen met de verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting. Er komt geen compartimentering voor oude winsten die in de bv zijn gereserveerd en die gemaakt zijn onder hogere vennootschapsbelastingtarieven. De staatssecretaris vindt dat te ingewikkeld en bovendien kunnen bestaande reserves desgewenst in 2019 worden uitgekeerd tegen het 25%-tarief.

De regeling belastingrente voor de erfbelasting wordt aangepast in die zin dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als een belastingaanslag wordt opgelegd in verband met overlijden. De aanslag moet dan zijn vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte en die aangifte moet zijn ingediend binnen acht maanden na het overlijden. De staatssecretaris heeft toegezegd te onderzoeken of deze wijziging uitgebreid kan worden met aanslagen erfbelasting die om andere redenen dan overlijden worden opgelegd.

Het kabinet streeft naar een eenvoudiger en beter uitvoerbaar belastingstelsel. Bij de behandeling van het Belastingplan 2019 in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd dat hij ideeën voor stelselverbeteringen wil klaarleggen voor het volgende kabinet. Begin 2019 komt de staatssecretaris met een uiteenzetting van de manier waarop hij stelselverbeteringen in kaart wil brengen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000207838 | 13-12-2018

Beantwoording vragen Belastingplan 2019

De staatssecretaris van Financiën heeft vragen die zijn gesteld tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2019 en het wetsvoorstel implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking schriftelijk beantwoord.

Verruiming sportvrijstelling
Het Belastingplan omvat een verruiming van de sportvrijstelling in de omzetbelasting. De staatssecretaris vindt het niet nodig en onwenselijk de verruiming van de sportvrijstelling uit te stellen. Om uitsel was gevraagd met als doel de sector de mogelijkheid te bieden zich beter voor te bereiden op deze maatregel. De sector betrokken geweest bij de compensatieregelingen die verband houden met de verruiming.

Compensatieregeling Bbz
De compensatieregeling waarbij voor alle ontvangers van bijzondere bijstand voor zelfstandigen (Bbz) die in de periode 2014-2016 te maken hebben gekregen met terugvorderingen van toeslagen als gevolg van het omzetten van een Bbz-lening in een gift is een generieke regeling. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij contact zal opnemen met de Nationale Ombudsman over deze problematiek.

Forfaitaire bijtelling fiets van de zaak
Wanneer de forfaitaire bijtelling voor een fiets van de zaak van 7% naar 0% zou gaan leidt dat tot hogere uitvoeringskosten voor de Belastingdienst. Een bijtelling van nihil betekent een forse stimulans voor het ter beschikking stellen van een fiets. De Belastingdienst moet dan in veel gevallen gaan toetsen of de eigendom van de fiets niet in feite is overgegaan op de werknemer. In dat geval mag de bijtelling niet worden toegepast, maar moet de waarde van de fiets worden belast.

Uitzondering van earningsstrippingsmaatregel voor woningcorporaties
Een uitzondering op de earningsstrippingsmaatregel van het wetsvoorstel ATAD1 voor woningcorporaties zou een vorm van staatssteun zijn die niet is opgenomen in het besluit voor woningcorporaties uit december 2009 van de Europese Commissie. De verwachting is dat de Commissie de vereiste toestemming niet zal geven. Het is niet waarschijnlijk dat woningcorporaties onder de uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten kunnen vallen. Bij openbare infrastructuurprojecten moet gedacht worden aan projecten die zijn bestemd voor algemeen en gemeenschappelijk gebruik, zoals wegen, bruggen, en tunnels.

Onbelaste studiekostenvergoeding voor kind werknemer
In antwoord op vragen naar de mogelijkheden voor een werkgever om een onbelaste vergoeding te verstrekken voor de studiekosten van een kind van een werknemer ziet de staatssecretaris twee mogelijkheden:

  1. Een vergoeding die belastbaar loon vormt dat per saldo niet belast is door de algemene heffingskorting.
  2. Een vergoeding die belastbaar loon vormt naast inkomen uit een bijbaan waarbij het kind de scholingskosten kan aftrekken, waardoor per saldo geen belasting wordt geheven.

De door de vragensteller geopperde mogelijkheid dat de werkgever gebruik maakt van de gerichte vrijstelling voor studiekosten onder de werkkostenregeling is niet mogelijk.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 21-11-2018

Tweede Kamer neemt Belastingplan 2019 aan

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het Belastingplan 2019 vormen, aangenomen. Het gaat om de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige Fiscale Maatregelen 2019, Fiscale Vergroeningsmaatregelen 2019, Bedrijfsleven 2019, Implementatie EU-richtlijn ATAD1, Modernisering Kleineondernemersregeling in de omzetbelasting, Implementatie artikel 1 Richtlijn Elektronische Handel in de omzetbelasting en de aanpassing van de kansspelbelasting voor sportweddenschappen. Via amendementen zijn enkele wijzigingen aangebracht in de oorspronkelijke wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Fiscale Vergroeningsmaatregelen 2019 en Implementatie EU-richtlijn ATAD1.

Zo is een wijziging aangebracht in de Gemeentewet die gemeenten de mogelijkheid geeft om voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere sociaal belang behartigende instellingen het tarief voor woningen te hanteren in de onroerendezaakbelasting in plaats van het tarief voor niet-woningen. Het tarief voor woningen is meestal lager dan het tarief voor niet-woningen.

In de afvalstoffenbelasting is een wijziging aangebracht in de vorm van een vrijstelling voor de afgifte van afzonderlijk aangeboden asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Tegelijk wordt het tarief van de afvalstoffenbelasting verhoogd met 73 cent van € 31,39 naar € 32,12 per 1.000 kilogram afvalstoffen.

Voor de controlled foreign company-maatregel ter beperking van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting is sprake van een gecontroleerd lichaam als dat lichaam is gevestigd in een laagbelastende staat. Van een laagbelastende staat is onder andere sprake bij een winstbelasting van minimaal 9%. Dat tarief is bij amendement gewijzigd; het wetsvoorstel ging uit van een tarief van 7%.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35026 | 16-11-2018

Nota naar aanleiding van verslag Belastingplan 2019

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota’s naar aanleiding van het verslag betreffende het pakket Belastingplan 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd. Aan de nota die betrekking heeft op het eigenlijke Belastingplan ontlenen we het volgende.

Versoberen voorwaartse verliesverrekening box 2
Het wetsvoorstel bevat een beperking van de verrekening van verliezen uit aanmerkelijk belang met latere inkomsten uit aanmerkelijk belang. De periode van verrekening gaat terug van negen naar zes jaar. Uit de aangiftegegevens voor de jaren 2012 tot en met 2016 kan worden afgeleid dat per jaar gemiddeld ruim 7.300 belastingplichtigen een verlies uit aanmerkelijk belang aangeven. Welk deel van deze verliezen na zes jaar nog niet volledig is verrekend is niet bekend. De voorgestelde beperking van de termijn voor verliesverrekening in box 2 zal met ingang van 1 januari 2019 in werking treden. Voor verliezen uit aanmerkelijk belang die zijn ontstaan in 2018 of eerder blijft de oude termijn van negen jaar gelden. Om te voorkomen dat een jonger verlies eerder verdampt dan een ouder verlies is overgangsrecht voorgesteld. Dit overgangsrecht regelt dat een verlies van 2019 wordt verrekend vóór verliezen van 2017 en 2018 en dat een verlies van 2020 wordt verrekend vóór een verlies van 2018.

Rekeningcourantmaatregel
De op Prinsjesdag aangekondigde uitwerking van de rekeningcourantmaatregel wordt naar verwachting in het voorjaar 2019 ingediend. Uitgangspunt is dat de maatregel in 2022 in werking treedt. Indien in de aanslag inkomstenbelasting 2022 door toepassing van de maatregel belasting in box 2 is verschuldigd, kan deze worden verrekend met eventuele verrekenbare verliezen in box 2 in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan. Ook hierbij zal gelden dat het oudste verlies eerst wordt verrekend.

Belastingrente
Het voorstel om geen belastingrente in rekening te brengen indien voor 1 mei aangifte voor de inkomstenbelasting is gedaan betreft een formalisering van bestaand beleid. De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren geen belastingrente in rekening gebracht indien tijdig aangifte is gedaan. Volgens de staatssecretaris ontbreekt op dit moment de budgettaire ruimte om geen belastingrente te berekenen wanneer voor 1 juni aangifte voor de vennootschapsbelasting is gedaan. Het kabinet streeft ernaar dit in het Belastingplan 2020 te regelen.

De behandeling van de in het wetsvoorstel opgenomen correctie van het box 2-tarief en de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling is uitgesteld.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000180559 | 01-11-2018

Tweede nota van wijziging Belastingplan 2019

Naar aanleiding van de heroverweging van de afschaffing van de dividendbelasting is er nu een tweede nota van wijziging op het Belastingplan 2019 ingediend. De nota van wijziging voorziet in overgangsrecht voor werknemers die gebruik maken van de 30%-regeling. Volgens het wetsvoorstel zou de looptijd voor alle bestaande gevallen worden verkort tot maximaal vijf jaar. Het overgangsrecht houdt in dat de 30%-regeling tot en met 31 december 2020 kan worden toegepast, voor zover deze niet op grond van de huidige wet- en regelgeving eerder zou eindigen voor de betreffende werknemer.

De in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen overgangsregeling voor schoolgelden voor internationale scholen voor het huidige schooljaar vervalt.

Bron: Ministerie van Economische Zaken | wetsvoorstel | 2018-0000180840 | 01-11-2018

Nota van wijzing implementatiewetsvoorstel ATAD 1

Tegelijk met het Belastingplan 2019 heeft het kabinet een wetsvoorstel ter implementatie van de eerste EU-richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD 1) ingediend. Het wetsvoorstel ATAD1 omvat de invoering van een generieke aftrekbeperking van rente in de vennootschapsbelasting. Deze maatregel beperkt de aftrekbaarheid van het saldo aan rente tot 30% van het bruto bedrijfsresultaat. De maatregel moet de kans, dat bedrijven zich om fiscale redenen bovenmatig financieren met vreemd vermogen, verkleinen. In het wetsvoorstel heeft het kabinet er expliciet voor gekozen om geen eerbiedigende werking op te nemen voor bestaande leningen. De EU-richtlijn biedt die mogelijkheid wel. Bij nader inzien maakt het kabinet nu toch één specifieke uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten. Het betreft op 25 oktober 2018 bestaande langlopende publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS), waarbij gebruikgemaakt wordt van geïntegreerde contracten voor de ontwerp- en bouwwerkzaamheden, de exploitatie en de financiering. Dat wordt in de nota van wijziging geregeld.

Er komt een ministeriële regeling waarin bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten worden aangewezen. Van een bestaand project is sprake als de aanbestedingsprocedure voor het project vóór 25 oktober 2018 is gestart. Omdat geen verboden staatssteun mag worden verleend bij de uitzondering van de toepassing van de earningsstrippingmaatregel, zal de maatregel eerst worden voorgelegd aan de Europese Commissie. De voorgestelde maatregel treedt op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip in werking, mogelijk met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2019.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000180559 | 01-11-2018