Category Archives: Belastingplan

Derde nota van wijziging Belastingplan 2021

De staatssecretaris van Financiën heeft een derde nota van wijziging op het Belastingplan 2021 ingediend. De nota bevat drie wijzigingen.

De eerste wijziging hangt samen met een voorgenomen uitbreiding van de bonusregeling voor zorgprofessionals met pgb-zorgverleners. De bonus kan worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel om te voorkomen dat de bonus belastbaar inkomen of belastbare winst voor de pgb-zorgverlener wordt of invloed heeft op de inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen.

De tweede wijziging betreft een aanpassing van de belastingplichtige voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). In het Belastingplan wordt voorgesteld dat het belastbaar feit verandert van de registratie van het voertuig naar de inschrijving in het kentekenregister. Degene die om inschrijving vraagt is de belastingplichtige voor de bpm, ook al handelt hij in naam en voor rekening van de persoon op wiens naam het motorrijtuig wordt gesteld. Deze aanpassing heeft geen gevolgen voor de heffing van btw.

De derde wijziging betreft het herstel van een fout. Het Belastingplan 2021 bevat per abuis een wijziging van de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen. Deze fout wordt hersteld door de wijziging in het voorstel van wet te laten vervallen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35 572 | 26-10-2020

Nota van wijziging wetsvoorstel differentiatie overdrachtsbelasting

Onderdeel van het Belastingplan 2021 is een wetsvoorstel dat een verdere differentiatie in het tarief van de overdrachtsbelasting invoert. Nu is er een verschil in tarief voor woningen en voor andere onroerende zaken. Dat wordt uitgebreid naar een eenmalige vrijstelling voor starters op de woningmarkt en een hoger tarief voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen. De staatssecretaris van Financiën herstelt met een nota van wijziging twee omissies in het wetsvoorstel. Daarnaast wordt aan een wetsartikel een onderdeel toegevoegd, waarvan de inhoud in lagere regelgeving zou worden opgenomen. Het gaat om voorschriften waaraan de schriftelijke verklaring moet voldoen voor toepassing van het belastingtarief van 2% of de startersvrijstelling.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35 576 | 25-10-2020

Nota van wijziging wetsvoorstel aanpassing box 3

Onderdeel van het Belastingplan 2021 is een wetsvoorstel ter aanpassing van de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting. Via een nota van wijziging worden enkele technische wijzigingen aangebracht om de regeling in overeenstemming te brengen met de bestaande uitvoeringspraktijk. De drempelbedragen, die volgens de huidig regeling gelden bij het opleggen van een aanslag, worden doorgetrokken naar de nieuwe categorie aanslaggerechtigden. Verder wordt zeker gesteld dat belastingplichtigen met groene beleggingen de heffingskorting groen beleggen op dezelfde wijze verdelen als hun voordeel uit sparen en beleggen, hun rendementsgrondslag of hun grondslag groen beleggen.

Door een aanpassing in het wetsvoorstel wordt voorkomen dan de Belastingdienst over oude belastingjaren beschikkingen bedrag rendementsgrondslag en beschikkingen bedrag groen beleggen moet afgeven. Dit is niet nodig omdat pas vanaf het belastingjaar 2021 het heffingvrije vermogen is verhoogd en afwijkt van de vermogenstoetsen in inkomensafhankelijke regelingen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35 577 | 25-10-2020

Beantwoording vragen over Belastingplan van Tweede Kamer

Bij de Tweede Kamer is het pakket wetsvoorstellen van het Belastingplan 2021 in behandeling. De staatssecretaris van Financiën heeft schriftelijk gereageerd op vragen die door Kamerleden bij de behandeling zijn gesteld. Een van de vragen betreft een lijst met fiscale wetgeving die het kabinet op dit moment voorziet.

Nog in te dienen fiscale wetsvoorstellen

 Wetsvoorstel

 Tijdstip van indiening

 Inwerkingtreding per

 Fiscale verzamelwet 2022

 Voorjaar 2021

 

 Wetsvoorstel aanpassing   arm’s lengthbeginsel

 Idem

 1 januari 2022

 Wetsvoorstel invoering   conditionele bronbelasting op   dividend

 Idem

 1 januari 2024

 Wetsvoorstel   gegevensverwerking     Belastingdienst

 

 1 januari 2022

 Implementatie wijzigingen   horizontale accijnsrichtlijn

 

 31 december 2021

 

Daarnaast zijn de volgende wetsvoorstellen, afgezien van het pakket Belastingplan 2021, momenteel in behandeling bij Tweede Kamer.

  1. Wet minimum CO₂-prijs elektriciteitsopwekking (35216)
  2. Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (35496)
  3. Wet implementatie richtlijnen elektronische handel (35527)

Een andere vraag betreft de vereenvoudiging van de premieheffing en belastingheffing van grensarbeiders. De staatssecretaris is in overleg met Duitsland over een aanpassing van het belastingverdrag om tot een oplossing voor onevenwichtige uitkomsten met betrekking tot de belastingheffing over bepaalde Duitse kortdurende socialezekerheidsuitkeringen te komen. Daarnaast heeft hij aan Duitsland en België voorgesteld om te onderzoeken of er mogelijkheden voor een thuiswerkdrempel in de belastingverdragen zijn, waardoor incidenteel thuiswerken niet direct tot veranderingen in de belastingheffing leidt.

Een van de wetsvoorstellen betreft een beperking van de liquidatie- en stakingsverliesregeling. Naar aanleiding van een artikel in de fiscale literatuur, waarin wordt opgemerkt dat de toetsperiode kan worden omzeild door in het zicht van liquidatie de te ontbinden deelneming te splitsen, kondigt de staatssecretaris een nota van wijziging aan. Het in het betreffende artikel omschreven effect is volgens de staatssecretaris ongewenst. Anders dan bij fusies wordt het opgeofferde bedrag bij splitsingen niet aangepast als de waarde in het economisch verkeer van de splitsende deelneming lager is dan het daarvoor opgeofferde bedrag. Door in het zicht van liquidatie over te gaan tot splitsing wordt voldaan aan de voorwaarden in de liquidatieverliesregeling, terwijl de splitsing geen nadelig effect heeft op de uiteindelijke hoogte van het in aanmerking te nemen liquidatieverlies. In de nota van wijziging zal de wetsbepaling bij splitsingen op dit punt in overeenstemming worden gebracht met de bepaling voor fusies.

Uitgebreid is stilgestaan bij de voorgestelde differentiatie van het tarief in de overdrachtsbelasting. Het wetsvoorstel beoogt om het tarief van 2% en de startersvrijstelling te beperken tot woningen die door de koper zelf anders dan tijdelijk als hoofdverblijf worden gebruikt. Tweede woningen en woningen voor (studerende) kinderen vallen daar niet onder. Voor het toepassen van het verlaagde tarief of de vrijstelling mag de notaris vertrouwen op de hoofdverblijfverklaring van de koper. De staatssecretaris is van mening dat de afbakening van de vrijstelling op leeftijd en de koppeling aan het gebruik van de woning als hoofdverblijf de regeling minder gevoelig maken voor constructies om onder het hoge tarief van de overdrachtsbelasting uit te komen. Daarnaast is de regeling uitvoerbaar voor de uitvoerende instanties.

Als twee partners samen een woning kopen, die aan hen gezamenlijk wordt geleverd, zal voor de overdrachtsbelasting per verkrijger beoordeeld moeten worden of aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief of de startersvrijstelling wordt voldaan. De notaris kan desondanks één nota van afrekening opstellen, waarin hij de verschuldigde overdrachtsbelasting per verkrijger opneemt. In het najaar van 2024 is een tussenevaluatie voorzien. De staatssecretaris deelt de wens van de Kamer om het gebruik van de startersvrijstelling goed te monitoren. Een evaluatie in 2022 vindt hij te vroeg om een goed beeld te krijgen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000207315 | 25-10-2020

Nota naar aanleiding verslag wijziging box 3

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel wijziging box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota wordt een overzicht gegeven van de spaar- en beleggingsrendementen voor 2020 en 2021, het belastingtarief, het heffingvrije vermogen en de tariefschijven.

  2020

2021

ongewijzigd beleid

2021

wetsvoorstel

 spaarrendement  0,07%  0,03%  0,03%
 beleggingsrendement  5,28%  5,69%  5,69%
 belastingtarief  30%  30%  31%
 heffingvrij vermogen  € 30.846  € 31.340  € 50.000
 eerste schijf  € 72.797  € 73.962  € 50.000
 tweede schijf  € 1.005.572  € 1.021.661  € 950.000

 

 

 

 

 

 

 

 

In de nota staat een aardig voorbeeld van de ontwikkeling van de belastingheffing, uitgaande van een vermogen in box 3 van € 137.000. In 2020 is daarover € 810 belasting verschuldigd. Door de wijziging van het spaar- en beleggingsrendement in 2021 stijgt het inkomen in box 3 van € 2.699 in 2020 naar € 2.851 in 2021. Bij ongewijzigd beleid zou de verschuldigde belasting daardoor stijgen naar € 849. Op grond van het wetsvoorstel daalt het inkomen in box 3 in 2021 naar € 2.614 door de aanpassing van het heffingvrij vermogen en de schijfgrenzen. Rekening houdend met het nieuwe belastingtarief is de verschuldigde belasting in 2021 € 810, gelijk aan de verschuldigde belasting in 2020.

Het omslagpunt waarbij het gewijzigde beleid in 2021 ten opzichte van het oude beleid nadeliger wordt voor belastingplichtigen ligt bij een vermogen van € 220.000. Zowel bij voortzetting van het oude beleid als bij het gewijzigde beleid bedraagt de verschuldigde belasting  bij dat vermogen € 1.997.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000194911 | 15-10-2020

Nota’s van wijziging bij Belastingplan

De staatssecretaris van Financiën heeft zeven nota’s naar aanleiding van het verslag betreffende het pakket Belastingplan 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd. De nota naar aanleiding van het verslag betreffende het eigenlijke Belastingplan 2021 wordt nog aangevuld met de antwoorden op vragen over de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Daarnaast heeft de staatssecretaris nota’s van wijziging betreffende de wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen 2021 en Wet CO2-heffing industrie ingediend.

In het wetsvoorstel CO2-heffing industrie is opgenomen dat het tarief op € 30 start in 2021 en vervolgens jaarlijks wordt verhoogd. Per abuis zou het tarief al bij aanvang van het kalenderjaar 2021 worden verhoogd. Dit is niet bedoeld en strookt ook niet met de toelichting. Deze fout is in de nota van wijziging hersteld. Het tarief van € 30 wordt wel bij aanvang van het kalenderjaar 2021 geïndexeerd.

De nota van wijziging betreffende het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021 bevat een aanpassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, twee aanpassingen in de Wet Bronbelasting 2021 en het herstel van een technische omissie in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord.

De in de Invorderingswet 1990 op te nemen uitzondering voor de Belastingdienst inzake het elektronisch leggen van derdenbeslag wordt van overeenkomstige toepassing verklaard bij de invordering van een terugvordering van een tegemoetkoming op grond van een inkomensafhankelijke regeling.

Een hybride lichaam is naar Nederlandse maatstaven fiscaal niet-transparant, maar in de staat naar wiens recht het lichaam is opgericht fiscaal transparant. Er ontstaat geen belastingplicht voor de bronbelasting als de achterliggende gerechtigden onmiddellijk een kwalificerend belang in het voordeelgerechtigde hybride lichaam en de achterliggende gerechtigden in het land van vestiging worden behandeld als de gerechtigden tot de voordelen. In situaties waarin meerdere hybride lichamen zijn gestapeld leidt dat ertoe dat bronbelasting is verschuldigd vanwege de voorwaarde dat de achterliggende participanten een onmiddellijk kwalificerend belang moeten hebben in de voordeelgerechtigde. Voor dergelijke situaties wordt via de nota van wijziging duidelijk gemaakt dat het belang in de voordeelgerechtigde middellijk kan worden gehouden als alle tussenliggende lichamen voldoen aan de voorwaarden zoals die gelden voor de voordeelgerechtigde.

Via deze nota van wijziging vervalt een achterhaalde wijzigingsopdracht in de Wet bronbelasting 2021 inzake de belastingrente.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000194911 | 14-10-2020

Nota naar aanleiding van het verslag BIK

Via een nota van wijziging is de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) aan het Belastingplan 2021 toegevoegd. In een aanvullende nota naar aanleiding van het verslag beantwoordt de staatssecretaris van Financiën vragen over de voorgestelde regeling. Het doel van de BIK is het zoveel mogelijk op peil houden van de bedrijfsinvesteringen. Dat is vormgegeven in een afdrachtvermindering voor de loonheffingen. De afdrachtvermindering bedraagt 3% van het investeringsbedrag voor investeringen tot € 5 miljoen en 2,44% voor het meerdere. Het kabinet verwacht dat de BIK een belangrijke aanvulling zal zijn voor bedrijven die een investeringsbeslissing moeten nemen. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) leidt de BIK in beperkte mate tot extra investeringen. Het niveau van investeringen stijgt volgens berekeningen van het CPB in 2021 en 2022 gemiddeld met € 2,4 miljard per jaar en in 2023, 2024 en 2025 gemiddeld met € 0,9 miljard per jaar. Wel verwacht het CPB dat de BIK zal leiden tot vervanging van arbeid door kapitaal, doordat gekozen wordt voor arbeidsbesparende investeringen. Alleen bij een verlaging van werkgeverspremies verwacht het CPB een kleine afname van de werkloosheid. Omdat deze optie nauwelijks effect heeft op de bedrijfsinvesteringen heeft het kabinet daar niet voor gekozen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000203030 | 20-10-2020

Aanpassing verliesverrekening vennootschapsbelasting

De staatssecretaris van Financiën heeft de eerste nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2021 ingediend. De nota bevat een beperking van de verliesverrekening in de Wet op de vennootschapsbelasting. Deze wijziging vloeit voort uit aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.

Met ingang van 1 januari 2022 kunnen verliezen onbeperkt in de tijd worden verrekend met latere winsten. Tot die datum is de voorwaartse verliesverrekening beperkt tot een periode van zes jaar na het jaar waarin het verlies is geleden. Tegenover de verruiming van de periode van verliesverrekening staat een beperking van de omvang van de in een jaar te verrekenen verliezen. Voor zover de te verrekenen verliezen uit voorgaande jaren gezamenlijk meer bedragen dan € 1 miljoen, is de verrekening in een bepaald jaar beperkt tot een bedrag van € 1 miljoen, vermeerderd met 50% van de resterende belastbare winst na aftrek van een bedrag van € 1 miljoen. Het komt erop neer dat verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen altijd verrekenbaar zijn, mits er voldoende winst gemaakt is in het jaar om dit verlies te kunnen verrekenen. Een verlies dat door de voorgestelde beperking in een jaar niet volledig verrekenbaar is, kan in een volgend jaar met inachtneming van deze beperking worden verrekend.

De termijn voor achterwaartse verliesverrekening in de vennootschapsbelasting verandert niet. Achterwaartse verliesverrekening houdt in dat een verlies wordt verrekend met de winst van het voorgaande jaar.

Omdat de groep ondernemers (box 1) en aanmerkelijkbelanghouders (box 2) in de inkomstenbelasting met verliezen van meer dan € 1 miljoen beperkt is, komt er geen vergelijkbare aanpassing van de verliesverrekening in de inkomstenbelasting.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000183365 | 04-10-2020

Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)

Via de tweede nota van wijziging wordt de eerder aangekondigde Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) opgenomen in het Belastingplan 2021. De contouren van deze regeling heeft de staatssecretaris eerder in een brief aan de Tweede Kamer geschetst. De verwachting is dat de BIK na 31 december 2022 niet meer nodig is omdat de economische crisis dan voorbij is. Vanaf 1 januari 2023 zal de budgettaire ruimte worden gebruikt voor een andere maatregel om de werkgeverskosten te verlagen.

De BIK is een afdrachtvermindering in de loonheffing en komt qua systematiek overeen met de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Deze vormgeving heeft als voordeel dat de tegemoetkoming ook ten gunste komt van werkgevers die geen winst maken. Omdat de BIK gericht is op het mkb, krijgen kleinere investeringen tot en met € 5 miljoen per kalenderjaar een afdrachtvermindering van 3% van het investeringsbedrag. Voor het investeringsbedrag boven € 5 miljoen bedraagt de afdrachtvermindering 2,44% van het investeringsbedrag. Hierdoor komt circa 60% van de BIK-afdrachtvermindering terecht bij het mkb.

De BIK is alleen van toepassing op nieuwe bedrijfsmiddelen. De minimale investering per bedrijfsmiddel bedraagt € 1.500. Per aanvraag geldt een minimumbedrag van € 20.000. Een aanvraag voor de BIK wordt gedaan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een bedrijf kan maximaal één keer per kwartaal een aanvraag doen. De BIK is van toepassing op investeringen waartoe de beslissing is genomen op of na 1 oktober 2020, die in 2021 of 2022 worden betaald en binnen zes maanden na die betaling in gebruik zijn genomen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000186032 | 04-10-2020

Baangerelateerde investeringskorting

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën de contouren van de baangerelateerde investeringskorting (BIK) geschetst. De BIK wordt door middel van een nota van wijziging toegevoegd aan het Belastingplan 2021. Het doel van de BIK is het stimuleren en naar voren halen van investeringen van bedrijven ter bestrijding van de economische crisis als gevolg van het coronavirus.

De BIK krijgt de vorm van een afdrachtvermindering op de loonheffingen en geldt voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen. De investeringen moeten uiterlijk 31 december 2022 volledig zijn betaald en binnen zes maanden na betaling in gebruik zijn genomen. Door te kiezen voor een afdrachtvermindering is het niet nodig dat een bedrijf winst maakt om van de BIK gebruik te kunnen maken. Wel moet het bedrijf voldoende werknemers in dienst hebben om de investeringskorting te kunnen verzilveren.

De BIK is een tijdelijke aanvulling op de bestaande investeringsregelingen. De regeling geldt voor investeringen die tussen 1 oktober 2020 en 31 december 2022 worden gedaan. Daarna zal het budget gebruikt worden voor een regeling ter verlaging van werkgeverskosten.

De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij de nota van wijziging op het Belastingplan 2021 met betrekking tot de BIK op 5 oktober zal indienen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000181811 | 28-09-2020