Category Archives: Belastingplan

Aanpassingen bpm

De CO2-uitstoot van een personenauto vormt de grondslag van de bpm. Voor conventionele auto’s en voor plug-in hybrides gelden aparte tarieven. Voor emissievrije auto’s geldt een bpm-vrijstelling tot en met 2024. Wanneer de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto’s daalt, dalen de belastinginkomsten. Om dit op te vangen worden de CO2-schijfgrenzen voor de jaren 2022 tot en met 2025 elk jaar met 2,3% verlaagd en de schijftarieven met 2,35% verhoogd. Dit geldt ook voor de CO2-grens en het tarief voor de dieseltoeslag. De belastingbedragen per gram/km CO2-uitstoot worden met ingang van 2023 eerst geïndexeerd en vervolgens verhoogd.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen

Groepen burgers kunnen door onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst benadeeld worden en in een schrijnende situatie terecht komen. De toeslagenaffaire is daar een voorbeeld van. In zulke gevallen kan het wenselijk zijn om een tegemoetkoming te bieden om de gevolgen teniet te doen of te verzachten.

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet 1990 (IW 1990) worden delegatiebepalingen opgenomen om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst in voorkomende gevallen zo snel mogelijk te kunnen herstellen. Het kabinet kiest voor de AWR en de IW 1990, omdat de inspecteur resp. de ontvanger van de Belastingdienst aan deze wet zijn bevoegdheden ontleent.

De bestaande wettelijke instrumenten, waarmee een burger financiële genoegdoening kan krijgen, voldoen niet in alle gevallen, met name niet als groepen burgers door het onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst in een schrijnende situatie zijn geraakt. De bestaande instrumenten zijn:

  1. schadevergoeding wegens onrechtmatige daad;
  2. schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit; en
  3. nadeelcompensatie.

Door de invoering van de delegatiebepalingen en de op grond van die bepalingen vast te stellen algemene maatregel van bestuur krijgt de burger een extra mogelijkheid om genoegdoening te realiseren. In de algemene maatregel van bestuur worden gevallen aangewezen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De invoering van een extra mogelijkheid heeft niet tot gevolg dat er dubbele compensatie plaats zal vinden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Tarieven en heffingskortingen inkomstenbelasting

De tarieven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting veranderen marginaal, met uitzondering van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). De IACK daalt in 2022 van maximaal € 2.815 naar € 2.534 ter financiering van het betaalde ouderschapsverlof. Het tarief in de eerste schijf daalt van 37,1 naar 37,07%. De overige bedragen voor 2022 worden voor zover van toepassing geïndexeerd. De indexatiefactor bedraagt 1,013.

Uitzondering fiscaal partnerbegrip IACK

Voorwaarde voor de toepassing van de IACK is dat de belastingplichtige geen partner heeft of een partner met een hoger arbeidsinkomen. Iemand die geen inwoner van Nederland en geen kwalificerende buitenlands belastingplichtige is, wordt niet aangemerkt als fiscaal partner. Hierdoor kunnen bepaalde belastingplichtigen met een in het buitenland woonachtige partner onbedoeld recht hebben op de IACK. Om dit te voorkomen geldt met ingang van 2022 een uitzondering op het fiscale partnerbegrip voor de toepassing van de IACK.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Verlaging tarief verhuurderheffing

Naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer heeft het kabinet besloten dat in de sociale sector in 2021 geen huurverhoging mag worden toegepast. Woningcorporaties en grotere particuliere verhuurders worden daarvoor enigermate gecompenseerd door een verlaging van het tarief van de verhuurderheffing. De totale verlaging van de verhuurderheffing bedraagt € 180 miljoen per 1 januari 2022. Het tarief gaat van 0,527 naar 0,485% van het belastbare bedrag.

In de wet is nu bepaald dat de bedragen van de heffingsverminderingen ieder kwartaal kunnen worden gewijzigd. Op grond van deze bepaling kunnen de bedragen op nihil worden gesteld als het gebruik van de heffingsverminderingen groter blijkt dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Voorgesteld wordt om de wijziging van bedragen, waaronder het op nihil stellen daarvan, per maand mogelijk te maken in plaats van per kwartaal. De kans op overschrijdingen van het budget wordt hierdoor verkleind. Een aanpassing van de bedragen van de heffingsvermindering moet meer dan een maand van tevoren worden aangekondigd in verband met de rechtszekerheid voor de aanvragers.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Aanpassen eigenwoningregeling in partnerschapssituaties en bij overlijden

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën beschreven welke aanpassingen van de eigenwoningregeling bij de gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning door fiscale partners en bij overlijden van een van de fiscale partners gewenst zijn. De wetswijzigingen betreffen feitelijk de codificatie van een beleidsbesluit uit 2018 over de toepassing van de bijleenregeling bij gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning door fiscale partners met een eigenwoningverleden.

• Bij de gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning wordt op gezamenlijk niveau bekeken of de partners voldoende eigen middelen hebben besteed aan de eigen woning.

• Als de eigenwoningschuld van een eerdere eigen woning groter is dan de eigenwoningschuld voor de nieuwe woning, ontstaat een aflossingsstand. De aflossingsstand bestaat uit het bedrag en de resterende looptijd in maanden van het overschot van de oude eigenwoningschuld. Bij verhoging van de eigenwoningschuld door verbouwing van de woning of door aankoop van een duurdere woning heeft de aflossingsstand invloed op de duur van de renteaftrek van de verhoging van de eigenwoningschuld. Bij gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning wordt de aflossingsstand toegepast op gezamenlijk niveau tot ten minste het bedrag van het aandeel in de schuld van de partner met de aflossingsstand.

• Bij de gezamenlijke aankoop en financiering van een eigen woning kan door beide partners gebruik gemaakt worden van het overgangsrecht voor een op 1 januari 2013 bestaande eigenwoningschuld van een van de partners, naar rato van het aandeel in de gezamenlijke schuld.

• De overgang naar de fiscale partner van een aflossingsstand naar rato van de gerechtigdheid tot de huwelijksgemeenschap in het geval van boedelmenging vervalt. Een aflossingsstand blijft van de partner bij wie deze is ontstaan. Het bestaan van een huwelijksgemeenschap is niet langer bepalend voor de overgang van een aflossingsstand. Ook het overgangsrecht voor oude eigenwoningschulden wordt niet langer naar rato van de gerechtigdheid tot de huwelijksgemeenschap verdeeld.

• Het overlijden van een belastingplichtige leidt altijd tot een vervreemding van zijn aandeel in de eigen woning. Daardoor ontstaat een eigenwoningreserve, die samen met een eventuele bestaande eigenwoningreserve van rechtswege vervalt door het overlijden. De reserve gaat bij overlijden niet over op de langstlevende partner. Dat geldt ook voor een aflossingsstand.

• Het overgaan van het recht op toepassing van het overgangsrecht bij overlijden op de langstlevende partner in de oversluitperiode wordt niet langer dwingend voorgeschreven.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2021

Belastingplan onder embargo naar Kamer

De staatssecretaris van Financiën heeft bekendgemaakt dat, naast de Miljoenennota en de begrotingswetten, ook het pakket Belastingplan enkele dagen voor Prinsjesdag onder embargo aan de Tweede Kamer zal worden verstrekt. Het standpunt van het kabinet is dat het verstrekken van wetsvoorstellen onder embargo beperkt dient te blijven tot uitzonderlijke situaties. Bij het jaarlijkse Belastingplan is daarvan sprake, omdat het Belastingplan een integraal onderdeel is van het totaal van de rijksbegroting.

De staatssecretaris merkt op dat het Belastingplan onderdelen kan bevatten met koersgevoelige informatie of onderdelen die met terugwerkende kracht in werking treden. Dat kan een reden zijn om deze onderdelen niet onder embargo te verstrekken. Deze onderdelen zullen dan enkele dagen later op Prinsjesdag met het gehele pakket aan het Parlement worden aangeboden.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000137373 | 13-07-2021

Kamerbrief Belastingplan 2022

In een eerdere Kamerbrief heeft de staatssecretaris van Financiën een aantal suggesties gedaan om fiscale wetgeving meer te spreiden. Naar aanleiding daarvan zijn vragen gesteld. In antwoord daarop deelt de staatssecretaris mee, dat hij heeft gezocht naar mogelijkheden om de Kamer al bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2022 meer inzicht te bieden in de totstandkoming van de fiscale wetsvoorstellen. De beleidsmatige keuzes die ten grondslag liggen aan de wetsvoorstellen van het Belastingplan zullen bij het indienen van de wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer verstrekt. Als bijlage bij zijn bief heeft de staatssecretaris een overzicht van de maatregelen, die in het Belastingplan 2022 worden opgenomen, gevoegd. Het gaat onder meer om:

  • de invoering van een vrijstelling voor de subsidie vaste lasten en de subsidie financiering vaste lasten startende mkb-ondernemingen;
  • de verhoging van de vrije ruimte werkkostenregeling i.v.m. de steunpakketten COVID-19;
  • de introductie van een gerichte vrijstelling in de loonbelasting voor de vergoeding voor thuiswerkkosten;
  • het fiscaal aantrekkelijker maken om aandelenoptierechten als loon te verstrekken t.b.v. het stimuleren van innovatie;
  • wijziging van de eigenwoningregeling op het terrein van gezamenlijke aankoop en financiering door fiscale partners en op het terrein van overlijden van een van de partners;
  • het verduidelijken van de berekenwijze van de achterliggende parameters voor box 3; en
  • het herstel van enkele technische omissies van de Wet aanpassing box 3.

Het pakket Belastingplan zal naar verwachting bestaan uit zes wetsvoorstellen:

  1. Wetsvoorstel Belastingplan 2022;
  2. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022;
  3. Wetsvoorstel Belastingplichtmaatregel omgekeerde hybride lichamen;
  4. Wetsvoorstel Verlaging verhuurderheffing;
  5. Wetsvoorstel Verzamelwet Hersteloperatie Toeslagen;
  6. Wetsvoorstel Wet versterken grondslag cameratoezicht en gegevensverwerking Douane.

De staatssecretaris lijkt bereid te zijn om tegemoet te komen aan de wens van de Tweede Kamer om het pakket Belastingplan onder embargo enkele dagen voor Prinsjesdag te verstrekken. Daarmee krijgt het parlement meer tijd om de wetgeving te bestuderen. Dit kan de parlementaire behandeling van de fiscale wetgeving ten goede komen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000123770 | 24-06-2021

Verbetering werkwijze Belastingplan

De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer suggesties gedaan voor een evenwichtiger verdeling van nieuwe wetgeving over het jaar. Nu ligt de nadruk op het najaar door de omvangrijke jaarlijkse pakketten Belastingplan.

Een van de suggesties is om in het voorjaar op hoofdlijnen over de lasten te besluiten. Bij een vroegere politieke besluitvorming wordt het mogelijk om meer structurele fiscale maatregelen op een eerder moment in het jaar bij het parlement in te dienen via een zelfstandig wetgevingstraject. Het uitbreiden van de jaarlijkse fiscale beleidsagenda naar een meerjarige fiscale kalender, waarin staat in welk jaar van een kabinetsperiode een maatregel van kracht moet worden, zou de planning inzichtelijker kunnen maken.

In moties heeft de Tweede Kamer de regering opgeroepen om afzonderlijke maatregelen zo veel mogelijk in afzonderlijke wetsvoorstellen op te nemen en fiscale wetgeving zo veel mogelijk gedurende het jaar te spreiden. Daar waar budgettaire samenhang is heeft het kabinet ervoor gekozen om separate wetsvoorstellen op hetzelfde moment in te dienen. Wetsvoorstellen met minder budgettaire gevolgen, zoals de Fiscale verzamelwetten, zijn op andere momenten ingediend. De staatssecretaris erkent dat de spreiding beter kan.

Bij de behandeling van het Belastingplan 2021 is opgemerkt dat het verstandig is om fiscale maatregelen al bij de formatie te voorzien van een toetsing op uitvoerbaarheid. Dat komt de kwaliteit van de besluitvorming ten goede. Meer inzicht in de uitvoeringsmogelijkheden maakt duidelijk tot welk moment aanpassingen in de voorgestelde wetgeving kunnen worden doorgevoerd om een goede uitvoering te borgen. Voor ingewikkelde maatregelen zal een eerste beoordeling van de uitvoerbaarheid op hoofdlijnen plaatsvinden. Een definitief oordeel is pas mogelijk als het wetsvoorstel vaststaat.

De staatssecretaris merkt op dat strenger beoordeeld moet worden of maatschappelijke problematiek wel binnen de fiscaliteit opgelost moet worden. Voor regelgeving met een niet-fiscaal of duaal doel kan wellicht beter een andere uitvoeringsorganisatie dan de Belastingdienst worden aangewezen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000031975 | 15-04-2021

Nota n.a.v. het verslag novelle Belastingplan 2021

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het voorstel van wet tot wijziging (novelle) van het Belastingplan 2021 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het voorstel tot wijziging van het Belastingplan betreft een onderdeel van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). De bepalingen die betrekking hebben op aansluiting van de BIK bij de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting treden alleen in werking als de Europese Commissie dat heeft goedgekeurd. De bepalingen die betrekking hebben op de fiscale eenheid zijn hiertoe tijdelijk uit het Belastingplan 2021 gehaald, met de mogelijkheid deze weer terug te zetten in de wet op een bij Koninklijk Besluit te bepalen datum, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.

Uit de nota wordt duidelijk dat het kabinet niet van plan is om via een nota van wijziging een desinvesteringsregeling voor te stellen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2020-0000242370 | 07-12-2020

Nota n.a.v. verslag Belastingplan 2021

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel Belastingplan 2021 naar de Eerste Kamer gestuurd.

In antwoord op vragen naar de samenloop van de kwijtscheldingswinstvrijstelling met de nieuwe verliesverrekeningssystematiek in de vennootschapsbelasting deelt de staatssecretaris mee dat de regeling moet voorkomen dat bedrijven met winstgevende activiteiten jaren achtereen geen belasting betalen. Het is mogelijk dat een bedrijf in een jaar over een deel van de niet-vrijgestelde kwijtscheldingswinst vennootschapsbelasting verschuldigd zal zijn. Een beperking van de voorgestelde maatregel, afhankelijk van de aard van de winst waarmee de verliezen worden verrekend, is niet in lijn met de doelstelling van de voorgestelde maatregel.

Het opnemen van een desinvesteringsbijtelling in de BIK is ingewikkeld en leidt tot extra administratieve lasten. Door de voorwaarde dat alleen van de BIK kan worden geprofiteerd als het gaat om een nieuw bedrijfsmiddel dat binnen zes maanden in gebruik wordt genomen en door de uitsluiting van bedrijfsmiddelen, die ter beschikking worden gesteld aan anderen, komt de BIK volledig bij de BIK-inhoudingsplichtige terecht, ongeacht de gebruiksduur van het bedrijfsmiddel in de onderneming. Als een bedrijfsmiddel niet in gebruik is genomen kan RVO.nl de toegekende BIK terugdraaien.

De verschillen tussen de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting zijn aanleiding voor het niet opnemen van de mogelijkheid om een fiscale coronareserve te vormen voor een IB-ondernemer. Zo zijn de mogelijkheden om verliezen te verrekenen met winsten van eerdere jaren in de inkomstenbelasting ruimer dan in de vennootschapsbelasting. Daarnaast zou de vorming van een fiscale coronareserve voor IB-ondernemers gevolgen kunnen hebben voor andere inkomensbestanddelen dan de winst uit onderneming in box 1 en voor de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35 572 | 02-12-2020