Category Archives: Arbeidsrecht

Inspectie SZW controleert op aanwezigheid RI&E

De Arbowet bepaalt dat de werkgever moet zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van zijn werknemers en verplicht de werkgever om een beleid te voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden. De werkgever moet het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig toetsen aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en zo nodig de op dat beleid gebaseerde maatregelen aanpassen. Onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid is een inventarisatie en evaluatie van de risico's die voor de werknemers aan de arbeid zijn verbonden. De werkgever moet deze risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) schriftelijk vastleggen. De RI&E moet naast een beschrijving van de gevaren ook de risicobeperkende maatregelen bevatten die werkgever neemt. De RI&E is een dynamisch geheel, dat wil zeggen dat deze wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden daartoe aanleiding geven.

RI&E

Voor het opstellen van de RI&E zijn instrumenten ontwikkeld door brancheorganisaties. Deze zijn afgestemd op veel voorkomende risico’s in de betreffende branche. Als alternatief kan gebruik gemaakt worden van het algemene MKB RI&E-instrument. Werkgevers die voor in totaal niet meer dan 40 uur per week arbeid laten verrichten kunnen gebruik maken van een verkorte versie van de RI&E, de checklist gezondheidsrisico’s. De werkgever moet de RI&E laten toetsen door een gecertificeerde persoon of arbodienst. De verplichte toetsing geldt niet voor de werkgever die niet meer dan 25 werknemers in dienst heeft, mits hij gebruik gemaakt heeft van een goedgekeurd RI&E-instrument.

Controle

De Inspectie SZW controleert op naleving van de Arbowetgeving. Onderdeel van die controle is de aanwezigheid van een RI&E met het bijbehorende plan van aanpak. Het ontbreken daarvan of het niet op orde hebben van de RI&E is een overtreding die kan worden beboet. De hoogte van de boete is afhankelijk van de grootte van het bedrijf. Het normbedrag voor het ontbreken van een RI&E is € 3.000. De op te leggen boete is een percentage van het normbedrag. Dat begint bij 10% voor werkgever met 1 tot 4 werknemers en loopt op tot 100% bij 500 of meer werknemers.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 03-04-2019

Ontbinding wegens verwijtbaar gedrag

De kantonrechter heeft op verzoek van een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werkneemster wegens ernstig verwijtbaar gedrag ontbonden. Een van de taken van de werkneemster was het vervaardigen en de uitgifte van toegangspassen voor het bedrijfsterrein van de werkgever. Het bedrijfsterrein was gelegen in het Rotterdamse havengebied. De werkneemster had tegen betaling toegangspassen verstrekt aan criminelen, die daarmee in staat waren om drugs uit op het bedrijfsterrein aanwezige containers te halen. Vanwege het verwijtbare gedrag kon de kantonrechter de arbeidsovereenkomst eerder laten eindigen dan met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn het geval zou zijn. Daarnaast had de werkneemster geen recht op een transitievergoeding omdat de beëindiging aan haar gedrag was te wijten.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBROT20191733, 7495907 VZ VERZ 19-1179 | 03-04-2019

Auto van de zaak als arbeidsvoorwaarde

Volgens het Burgerlijk Wetboek mag een werkgever met een beroep op een tussen partijen geldend schriftelijk beding een arbeidsvoorwaarde van een werknemer eenzijdig wijzigen. De werkgever moet bij de wijziging van de arbeidsvoorwaarde een zwaarwegend belang hebben.

Een werkgever kende voor zijn werknemers een autoregeling. Criteria voor toekenning van een auto van de zaak waren een jaarlijks aantal zakelijke kilometers van ten minste 10.000 of een koppeling aan het functieniveau. Het niet meer voldoen aan de criteria was volgens de regeling aanleiding om deelname aan de regeling te beëindigen. De werkgever wilde de deelname aan de autoregeling van een werknemer beëindigen omdat hij in de twee voorgaande jaren minder dan 10.000 zakelijke kilometers had gereden. De werknemer mocht de auto na de kennisgeving nog enkele maanden gebruiken. De werkgever bood de werknemer ter compensatie een financiële vergoeding aan. De werknemer meende dat sprake was van een arbeidsvoorwaarde die de werkgever niet mocht beëindigen. Volgens de werkgever was de verstrekking van een auto geen arbeidsvoorwaarde.

De kantonrechter deelde de opvatting van de werknemer dat de verstrekking van een auto moet worden gezien als een arbeidsvoorwaarde. De werknemer had vanaf 2004 een auto van de werkgever ter beschikking, die hij ook privé mocht gebruiken. De brandstof voor het privégebruik werd door de werkgever betaald. Volgens de kantonrechter moet een dergelijk voordeel vanwege de aard en de duur worden aangemerkt als een arbeidsvoorwaarde.

Het in de autoregeling opgenomen beding gold als een eenzijdig wijzigingsbeding. De werkgever had, gezien de kosten van de auto, een voldoende zwaarwegend belang bij de beëindiging van de terbeschikkingstelling van de auto aan de werknemer. Wel moest de werkgever toestaan dat de werknemer de auto nog enkele maanden mag gebruiken en hem gedurende een zekere periode compenseren voor een deel van het optredende nadeel.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20191698, | 27-03-2019

Transitievergoeding verschuldigd ondanks financiële problemen werkgever

In het Burgerlijk Wetboek staat dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter moet met een beroep op de redelijkheid en billijkheid terughoudend omgaan, zeker als het gaat om een regel van dwingend recht. Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen is gemaakt door de wetgever, dan heeft een beroep op de redelijkheid en billijkheid alleen in uitzonderlijke gevallen kans van slagen.

Bij de regeling van de transitievergoeding heeft de wetgever een afweging van belangen gemaakt. Zo is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd als hij failliet is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend of onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt. De transitievergoeding kan in termijnen worden betaald als betaling ineens tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever leidt.

Een werkgever wilde met een beroep op de redelijkheid en billijkheid de aan een ontslagen werknemer verschuldigde transitievergoeding niet betalen. Het beroep was gebaseerd op financiële problemen van de werkgever. Die problemen waren aanleiding voor het ontslag. Volgens de kantonrechter zijn financiële problemen niet heel uitzonderlijk. Wel honoreerde de kantonrechter het verzoek om betaling in zes termijnen. De kantonrechter vond dat de werkgever voldoende had aangetoond dat betaling ineens van de transitievergoeding tot problemen zou leiden.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20192030, 7448538 \ AO VERZ 19-1 | 20-03-2019

Ontbindende voorwaarde arbeidscontract

Een werkgever had in de arbeidsovereenkomst van een werknemer een ontbindende voorwaarde opgenomen. Die voorwaarde hield in dat de duur van het dienstverband was gekoppeld aan de met een opdrachtgever gesloten overeenkomst van dienstverlening, zonder dat opzegging vereist was.

Volgens de kantonrechter is deze voorwaarde in strijd met het gesloten ontslagstelsel. De voorwaarde is niet objectief bepaalbaar. In het algemeen is de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij onvoldoende werk niet toegestaan. De kantonrechter vond niet aannemelijk dat bij het eindigen van de opdracht beëindiging van de arbeidsovereenkomst de enig denkbare optie voor de werkgever was. De arbeidsovereenkomst was niet op regelmatige wijze geëindigd, waardoor de werknemer recht had op schadevergoeding naast de transitievergoeding.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20191618, 7433028 \ AO VERZ 18-120 | 19-03-2019

Regeling compensatie transitievergoeding

Met ingang van 1 april 2020 betaalt het UWV op verzoek van de werkgever een compensatie voor de transitievergoeding die de werkgever heeft betaald bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer. De aanvraag voor compensatie kan betrekking hebben op transitievergoedingen die sinds 1 juli 2015 zijn betaald. De reguliere aanvraagtermijn voor de compensatie is maximaal zes maanden na betaling van de transitievergoeding. Bij betaling in termijnen kan de werkgever een aanvraag indienen na de laatste betaling.

De werkgever moet bij de aanvraag alle gegevens en bescheiden meesturen die het UWV voor de beslissing nodig heeft. Het UWV verstrekt voor de aanvraag een formulier. Het UWV moet in ieder geval kunnen vaststellen:

  • dat sprake was van een arbeidsovereenkomst;
  • de duur van de arbeidsovereenkomst;
  • dat de werknemer ziek uit dienst is gegaan;
  • dat transitievergoeding is betaald;
  • hoe de berekening van de transitievergoeding heeft plaatsgevonden; en
  • hoe hoog de kosten van de loondoorbetaling tijdens ziekte waren.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | Staatscourant 2019 nr. 10547 | 06-03-2019

Dienstverband niet beëindigd

In een procedure verzocht een werkneemster de kantonrechter om de werkgever te veroordelen tot betaling van onder meer schadevergoeding, transitievergoeding en achterstallig loon. De werkneemster ging ervan uit dat de werkgever de arbeidsovereenkomst had opgezegd. De werkgever stelde zich in de procedure op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd.

De kantonrechter stelde vast dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet had opgezegd. In de door de werkneemster overhandigde afschriften van e-mailberichten haalde de werkgever alleen de vermeende beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden aan. Daarom wees de kantonrechter de verzoeken om betaling van schadevergoeding en transitievergoeding af. Ten tijde van de mondelinge behandeling van de zaak was het achterstallige loon inmiddels betaald. Het verzoek om betaling daarvan was dus achterhaald. De werkneemster heeft de kantonrechter niet verzocht om een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Deze beëindiging stond ook niet vast omdat de werkgever stelde dat dit mondeling was afgesproken. De wet vereist echter dat een beëindiging met wederzijds goedvinden schriftelijk wordt vastgelegd. Conclusie van de kantonrechter was dat de arbeidsovereenkomst nog bestond.

De enige vordering van de werkneemster die de kantonrechter heeft toegewezen was de wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon van december 2018 en de wettelijke rente vanaf de datum waarop dat had moeten worden betaald tot de datum van betaling.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBLIM20191579, 7476690 AZ VERZ 19-11 | 06-03-2019

Transitievergoeding bij einde dienstverband

Bij de beëindiging van een dienstbetrekking, die twee jaar of langer heeft geduurd, op initiatief van de werkgever heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. De werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen als er een gelijkwaardige voorziening is getroffen, bijvoorbeeld in een cao. De werkgever hoeft eveneens geen transitievergoeding te betalen wanneer de dienstbetrekking eindigt in verband met het bereiken van een wettelijk bepaalde of onderling overeengekomen leeftijd.


De gemeente Den Haag wilde de in het kader van de vroegere Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) gesloten arbeidsovereenkomsten beëindigen per 1 juli 2012. Voor WIW-werknemers ouder dan 55 jaar kwam er een doorwerkregeling, waardoor zij in dienst van de gemeente konden blijven tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin zij 62 jaar zouden worden. Bij de beëindiging van de dienstbetrekking van een WIW-werknemer die gebruik had gemaakt van de doorwerkregeling claimde de werknemer betaling van de transitievergoeding. De kantonrechter wees het verzoek af omdat hij het leeftijdsontslag van de groep WIW-werknemers op één lijn stelde met ontslag op de overeengekomen leeftijd.


In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag anders. Volgens de wetshistorie is met de overeengekomen leeftijd, waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, de AOW-gerechtigde leeftijd of een hogere of lagere overeengekomen pensioengerechtigde leeftijd bedoeld. Bij het bereiken van deze leeftijd is een werknemer voor het voorzien in zijn levensonderhoud niet langer aangewezen op het verrichten van arbeid. De transitievergoeding is een vorm van compensatie voor werknemers die voor hun levensonderhoud op het verrichten van arbeid zijn aangewezen. Een andere overeengekomen leeftijd dan de pensioen- of AOW-gerechtigde leeftijd waarop de dienstbetrekking eindigt is geen reden om geen transitievergoeding te hoeven betalen.

Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2019285, 200.233.556/01 | 28-02-2019

Werknemersverzoek ontbinding slapend dienstverband

De kantonrechter kan op verzoek van een werknemer diens arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst meteen of na korte tijd behoort te eindigen.


De kantonrechter heeft een verzoek tot ontbinding van een slapend dienstverband afgewezen. De werknemer was meer dan twee jaar arbeidsongeschikt en ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Volgens de kantonrechter heeft de werknemer geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan de arbeidsovereenkomst meteen of na korte tijd zou moeten eindigen. Tussen werkgever en werknemer bestond een geschil dat betrekking had op het verzoek van de werknemer om een eindafrekening op te maken. De werkgever stelde zich op het standpunt dat een eindafrekening alleen bij einde dienstverband kon worden opgemaakt. Daarom heeft de werkgever een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarin staat dat de werknemer het initiatief tot beëindiging van het dienstverband heeft genomen. De kantonrechter vond van belang dat de werknemer op korte termijn de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken waardoor de arbeidsovereenkomst eindigt.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBLIM2019855, 7404233 AZ VERZ 18-197 | 27-02-2019

Te hoge loondoorbetaling in deel tweede ziektejaar

De werkgever is verplicht ten minste 70% van het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen gedurende maximaal 104 weken. Gedurende de eerste 52 weken van de arbeidsongeschiktheid is het doorbetaalde loon ten minste gelijk aan het wettelijk minimumloon. In de arbeidsovereenkomst, een cao of een arbeidsvoorwaardenregeling wordt vaak ten gunste van de werknemer afgeweken van de wettelijke verplichting.


Zo bevatte een arbeidsvoorwaardenregeling een bepaling dat gedurende het eerste ziektejaar 100% van het loon wordt doorbetaald en in het tweede ziektejaar 70%. In afwijking van deze bepaling werd aan een arbeidsongeschikte werknemer na het verstrijken van het eerste ziektejaar nog enige tijd 100% van het loon doorbetaald. Vervolgens betaalde de werkgever, na schriftelijke aankondiging daarvan aan de werknemer, 70% van het loon door. De werknemer vorderde betaling van 100% van het loon. De werknemer meende erop te mogen vertrouwen dat het loon gedurende het hele tweede ziektejaar voor 100% zou worden doorbetaald. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer af. In hoger beroep heeft Hof Den Bosch het vonnis van de kantonrechter onderschreven.


Het hof merkt op dat de vraag, wanneer uit een door de werkgever gevolgde gedragslijn een aanvullende arbeidsvoorwaarde voortvloeit, zich niet in algemene zin laat beantwoorden. In dit geval was aannemelijk dat sprake was van een vergissing, die mede werd veroorzaakt doordat de medewerker, die de loonverlaging had moeten doorvoeren, ziek thuis was. Nadat het de directeur duidelijk was geworden wat de situatie van de werknemer was, heeft hij ervoor gezorgd dat het loon werd teruggebracht tot 70%. Onder deze omstandigheden mocht de werknemer er niet op vertrouwen dat hij aanspraak had op doorbetaling van 100% van zijn loon.


Ook op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid had de werknemer volgens het hof geen aanspraak op 100% doorbetaling. Het hof merkt daarbij op dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in beginsel beperkt is tot gevallen waarin de overeenkomst tussen partijen een leemte bevat. Die leemte is er in dit geval niet, omdat de arbeidsvoorwaardenregeling voorziet in een loonbetalingsregeling bij ziekte.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE2019591, zaaknummer 200.247.947/01 | 27-02-2019