All posts by jansen_kleton_claudia

Werknemer nam per direct ontslag

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hoeft niet de mogelijkheid van tussentijdse opzegging te bevatten. Als deze mogelijkheid ontbreekt, kan de werknemer alleen eerder opzeggen wanneer sprake is van een dringende reden.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd liep tot en met 31 juli 2021. Op 21 juni 2021 heeft de werkgever de werknemer schriftelijk meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Op 30 juni deelde de werknemer aan de werkgever mee dat hij per direct ontslag nam. De werkgever wees de werknemer erop dat de arbeidsovereenkomst niet tussentijds kon worden opgezegd. De werknemer is desondanks niet meer op het werk verschenen. De werkgever vorderde in een procedure bij de kantonrechter betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Deze vergoeding is een bedrag gelijk aan het loon in geld over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De kantonrechter kende deze vordering toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021.

Daarnaast vorderde de werkgever terugbetaling van een onverschuldigde (loon)betaling wegens teveel opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter wees ook deze vordering toe, omdat de werknemer erkende teveel verlofdagen te hebben opgenomen.

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLINLRBROT202111013, 9387832 VZ VERZ 21-13983 | 02-11-2021

Opzegverbod tijdens ziekte

Het Burgerlijk Wetboek omvat onder meer regels betreffende de arbeidsovereenkomst, waaronder het ontslagrecht. Voor de werkgever geldt een opzegverbod tijdens ziekte van de werknemer. Dit opzegverbod is niet absoluut, want de arbeidsovereenkomst kan toch worden ontbonden als de reden voor ontbinding geen verband houdt met de ziekte van de werknemer. Als tijdens ziekte van de werknemer ontbinding wordt verzocht op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, zal de rechter moeten onderzoeken of er een verband bestaat tussen die verstoorde arbeidsverhouding en de ziekte. Als dat niet het geval is kan het verzoek om ontbinding worden toegewezen.

Een pakketbezorger bestreed het hem gegeven ontslag met een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte. Voorafgaand aan zijn ziekmelding registreerde de bezorger een pakketje als afgeleverd, ondanks dat hij het niet heeft kunnen afleveren omdat de geadresseerde was verhuisd. Nadat de werkgever een klacht van Post NL had ontvangen werd het pakketje in de bestelbus van de pakketbezorger aangetroffen. Door de onjuiste invoer niet te corrigeren en geen actie te ondernemen om het pakketje te retourneren aan Post NL is het vertrouwen dat de werkgever in de werknemer als pakketbezorger moet kunnen stellen beschadigd. Omdat er al eerder klachten van Post NL waren binnengekomen over niet door de bezorger afgeleverde pakketjes, die als ontvangen werden geregistreerd, heeft de werkgever de pakketbezorger op staande voet ontslagen. Daarna volgde de ziekmelding van de werknemer. Het ontslag op staande voet is door de werkgever ingetrokken, maar het herstellen van de verhoudingen is niet gelukt. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de verstoring van de arbeidsverhouding niet veroorzaakt door de arbeidsongeschiktheid van de pakketbezorger maar door de ontstane vertrouwensbreuk. Dit betekent dat het opzegverbod bij ziekte niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg stond.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL202110367, 200.295.031 | 07-11-2021

Tweede verzoek toepassing 30%-regeling afgewezen

Een in het buitenland aangeworven werknemer van een in Nederland gevestigde werkgever kan in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Deze regeling houdt in dat 30% van het totaal van het arbeidsinkomen en de vergoedingen als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten mag worden gegeven. Voor toepassing dient een verzoek van werkgever en werknemer te worden ingediend bij de Belastingdienst. De Belastingdienst besluit op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Als de Belastingdienst het verzoek afwijst, kan een nieuwe aanvraag worden gedaan. De indiener van het verzoek moet dan wel nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in zijn verzoek vermelden.

Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan de Belastingdienst de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking. Een verdere onderbouwing van de afwijzing hoeft dan niet gegeven te worden.

De Belastingdienst liet de aanvrager van de 30%-regeling per brief weten dat hij voornemens was het verzoek af te wijzen, omdat niet aannemelijk was dat het verzoek een ingekomen werknemer betrof. De aanvrager maakte geen gebruik van de gelegenheid om binnen twee weken te reageren op de brief. De Belastingdienst heeft vervolgens het verzoek om toepassing van de 30%-regeling afgewezen. De werknemer heeft tegen deze beslissing geen bezwaar gemaakt, maar later een verzoek ingediend om toepassing van de 30%-regeling. Dat verzoek is onder verwijzing naar de eerste beslissing afgewezen, omdat geen sprake was van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Belastingdienst het tweede verzoek terecht afgewezen. Aan een beoordeling of de werknemer voldeed aan de vereisten voor de toepassing van de 30%-regeling kwam de rechtbank niet toe.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20215967, AWB 20/6136 | 08-11-2021

Onderzoek naar mogelijkheden voor flexibiliteit binnen lage WW-premie

Sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de aard van de arbeidsovereenkomst. Werkgevers betalen de lage WW-premie voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en de hoge WW-premie voor de overige (flexibele) arbeidsovereenkomsten. Het verschil tussen de hoge en de lage premie bedraagt 5 procentpunten.

Bij de vormgeving van de Wab is rekening gehouden met de mogelijkheid dat contracten, die aan de voorwaarden voor de lage WW-premie voldoen, toch flexibel worden vormgegeven. De wet kent vier herzieningssituaties die tot gevolg hebben dat de werkgever met terugwerkende kracht over het betreffende jaar alsnog de hoge WW-premie moet betalen.

De minister van SZW heeft onderzoek laten doen naar mogelijke ontwijking van de hoge WW-premie. Uit het onderzoek blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over een tijdelijke uitbreiding van het aantal contracturen. Het ministerie van SZW en de Belastingdienst merken een tijdelijke urenuitbreiding aan als een tweede arbeidsovereenkomst, waarvoor de hoge WW-premie geldt. De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat dit niet altijd het geval is. Een tijdelijke urenuitbreiding kan onderdeel zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Verder geeft de huidige wettekst geen uitsluitsel over wat de scheidslijn is tussen een oproepovereenkomst en een niet-oproepovereenkomst. Dit komt doordat in de definitie ontbreekt waar en op welk moment de arbeidsuren moeten zijn vastgelegd.

In een brief aan de Tweede Kamer deelt de staatssecretaris van SZW mee dat hij via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wil regelen dat arbeidsovereenkomsten, die tijdelijk worden uitgebreid en arbeidsovereenkomsten met meerdere wisselingen in arbeidsomvang in alle gevallen onder de hoge WW-premie vallen.

De staatssecretaris verkent de mogelijkheid om tijdelijke urenuitbreidingen niet onder het bereik van de oproepovereenkomst te brengen. Wel geldt voor tijdelijke urenuitbreidingen de hoge WW-premie. Nulurencontracten, min-maxcontracten en arbeidsovereenkomsten waarbij de loondoorbetalingsplicht is uitgesloten blijven onder het bereik van de oproepovereenkomst vallen.

De staatssecretaris zal de definitie van oproepovereenkomst bij AMvB verduidelijken. Een arbeidsovereenkomst, waarin de arbeidsomvang niet schriftelijk is vastgelegd, is een oproepovereenkomst. Werkgevers kunnen niet eenzijdig de arbeidsomvang wijzigen zonder instemming van de werknemer.

Het streven is om de gewijzigde regelgeving per 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000177546 | 21-11-2021

Aanvullende crisismaatregelen vierde kwartaal 2021

Nadat het kabinet onlangs heeft besloten om voor het vierde kwartaal van 2021 de TVL open te stellen, kondigt het kabinet nu de vijfde versie van de NOW aan. Tegelijk wordt de TVL voor het vierde kwartaal verruimd. Ook de regeling voor belastinguitstel wordt verlengd.

NOW-5

De NOW-5 gaat gelden voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021. De regeling is vrijwel gelijk aan de NOW-4. Het omzetverlies moet ten minste 20% bedragen, het subsidiepercentage is 85, de forfaitaire opslag voor werkgeverslasten 40% en het te vergoeden loon bedraagt maximaal twee keer het maximumdagloon. Het maximaal te vergoeden omzetverlies bedraagt 80%. De referentiemaand voor de loonsom wordt september 2021. De referentie voor de bepaling van het omzetverlies is 1/6 van de omzet van het jaar 2019. Voor starters geldt een afwijkende referentieperiode. Ondernemingen, die zijn gestart tussen 1 februari 2020 en 1 juli 2021, kunnen de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 oktober 2021 als referentieomzetperiode hanteren. Ondernemingen, die na 1 juli maar voor 1 oktober 2021 zijn gestart, kunnen hun referentieomzet berekenen oever de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand met omzet tot en met 31 oktober 2021. Deze omzet wordt omgerekend naar twee maanden. Werkgevers kunnen bij de NOW-5 aanvraag niet kiezen over welke maanden zij het omzetverlies willen laten berekenen. In alle gevallen gaat het om het omzetverlies over november en december 2021. De loonsom mag maximaal 15% zijn gedaald zonder gevolgen voor de NOW-subsidie. In de NOW-3 en NOW-4 was dit 10%.

Onder de NOW-5 geldt een bonus- en dividendverbod voor heel 2021 bij een voorschot of definitieve subsidie van € 125.000 of meer. Ook geldt voor deze groep een inkoopverbod voor eigen aandelen. Bij een aanvraag op werkmaatschappijniveau geldt het dividendverbod voor het gehele concern. Het bonusverbod geldt in die gevallen voor het bestuur en de directie van het concern en de aanvragende entiteit.

De regeling voor werktijdverkorting blijft tijdens de NOW-5 van kracht voor niet-coronagerelateerde aanvragen.

Het kabinet streeft ernaar dat werkgevers in december al de NOW-5 kunnen aanvragen en dat de voorschotten nog in die maand betaald kunnen worden. De definitieve vaststelling van de NOW-5 kan vanaf 1 juni 2022 tot en met 22 februari 2023 worden aangevraagd.

TVL

De maximale subsidiebedragen voor de TVL voor het vierde kwartaal worden verhoogd naar € 550.000 voor mkb-ondernemingen en € 600.000 voor grote ondernemingen. Het subsidiepercentage wordt verhoogd van 85 naar 100.

Fiscale maatregelen

Uitstel van betaling van belastingen

Het uitstel van betaling van belastingen over het vierde kwartaal van 2021 voor ondernemers die nog openstaande belastingschulden hebben onder het bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis wordt verlengd. Dit verlengde uitstel van betaling geldt voor alle belastingen die op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis voor uitstel in aanmerking komen en waarvan de uiterste betaaldatum voor 1 februari verstrijkt. Deze belastingschuld wordt opgeteld bij de belastingschuld die vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden moet worden afgelost. Ondernemers die niet eerder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis hebben aangevraagd of die hun uitgestelde belastingschuld volledig hebben voldaan, kunnen uitstel van betaling aanvragen voor de betaling van hun belastingen over het vierde kwartaal.

Invorderingsrente

De invorderingsrente zou per 1 januari 2022 stijgen van 0,01% naar 1%. Dit gaat niet door. De invorderingsrente blijft tot 1 juli 2022 0,01%. Daarna stijgt de invorderingsrente stapsgewijs per halfjaar naar het oude niveau, zie onderstaande tabel.

  1 januari 2022 1 juli 2022 1 januari 2023 1 juli 2023 1 januari 2024
 Oud regeling   1%   2%   3%   3%   4%
 Nieuwe regeling   0,01%   1%   2%   3%   4%

Grensarbeiders

Voor grensarbeiders zijn afspraken gemaakt met België en Duitsland. Op grond daarvan worden thuiswerkdagen behandeld als dagen, die zijn gewerkt in het land waar normaal zou zijn gewerkt. Deze afspraken lopen tot en met 31 december van dit jaar. Nederland zal beide landen benaderen voor een verdere verlenging.

Vangnet zelfstandigen

Voor zelfstandigen is er inkomensondersteuning beschikbaar in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. De toepassing van dit besluit is tijdelijk vereenvoudigd. Met ingang van 1 januari 2022 zal het Besluit weer zonder wijzigingen worden uitgevoerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | CE-AEP / 21298673 | 25-11-2021

Een of twee arbeidsovereenkomsten?

De werkgever heeft de verplichting om het loon van een werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen. Deze loondoorbetalingsplicht duurt in beginsel maximaal 104 weken. Een werknemer, van wie de dienstbetrekking eindigt binnen dat tijdvak van 104 weken na het intreden van arbeidsongeschiktheid, krijgt ziekengeld uitgekeerd.

Een procedure voor de rechtbank had betrekking op de vraag of een werknemer een of twee arbeidsovereenkomsten had. De wet verbiedt niet dat een werkgever en een werknemer meerdere naast elkaar bestaande arbeidsovereenkomsten sluiten. Als uitgangspunt geldt dat niet van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen wordt uitgegaan als er geen wezenlijke verschillen in de afgesproken arbeid en de arbeidsvoorwaarden bestaan. Volgens de rechtbank is wel sprake van twee arbeidsovereenkomsten als partijen daaraan afzonderlijke, in de arbeidsovereenkomst uiteengezette, rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Dat geldt ook als de werkzaamheden in beide dienstverbanden niet van elkaar verschillen.

In deze procedure ging het om een aanvulling op de bestaande arbeidsovereenkomst, waardoor de werknemer in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020 meer arbeid zou verrichten. De bestaande arbeidsovereenkomst gold voor onbepaalde tijd. Volgens de rechtbank betrof het een tijdelijke uitbreiding van uren. Hoewel de werknemer arbeidsongeschikt was aan het einde van de aanvullende periode en de arbeidsongeschiktheid nog geen 104 weken had geduurd, had de werknemer geen recht op ziekengeld. Er was geen sprake van het einde van een zelfstandige arbeidsovereenkomst.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20215598, ARN 20/5536 | 19-10-2021

Pensioenuitvoerder besluit uitvoeringsovereenkomst op te zeggen

De Wet op de Ondernemingsraad (OR) bepaalt, dat een ondernemer de instemming van de OR nodig heeft voor elk voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van regelingen op grond van een pensioenovereenkomst. Hieronder worden ook verstaan regelingen  in een uitvoeringsovereenkomst die van invloed zijn op de pensioenovereenkomst.

De vraag in een procedure was of de OR een instemmingsrecht heeft als de pensioenuitvoerder de uitvoeringsovereenkomst opzegt. Niet in geschil was dat de OR dat recht heeft als de werkgever de uitvoeringsovereenkomst wil opzeggen.

Volgens de rechtbank is het besluit van de pensioenuitvoerder om de uitvoeringsovereenkomst op te zeggen geen besluit van de werkgever of een aan de werkgever toe te rekenen besluit. De opzegging is een eenzijdige rechtshandeling van de pensioenuitvoerder, waarvoor de instemming of medewerking van de werkgever niet is vereist. Evenmin is sprake van een aan de werkgever toerekenbaar besluit, zoals de OR betoogde. Toerekening van het besluit van de pensioenuitvoerder aan de werkgever zou kunnen als het besluit direct en in vergaande mate ingrijpt in de onderneming van de werkgever. De werkgever was niet betrokken bij het besluit om de uitvoeringsovereenkomst op te zeggen en er was geen zeggenschapsrelatie tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder. Een dergelijke relatie is een voorwaarde voor het toerekenen van besluiten van het ene orgaan aan het andere.

De OR heeft geen instemmingsrecht met betrekking tot het besluit van de pensioenuitvoerder om de uitvoeringsovereenkomst op te zeggen.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20219536, 9360278 AO VERZ 21-78 | 25-10-2021

Premiepercentages en maximum premieloon 2022

De staatssecretaris van SZW heeft de premiepercentages voor de werknemersverzekeringen en het maximumpremieloon voor het jaar 2022 vastgesteld. Het maximumpremieloon bedraagt in 2022 € 59.706 op jaarbasis. In 2021 was dat € 58.311.

  2022 2021
 AOW  17,90%  17,90%
 Anw  0,10%  0,10%
 Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) – laag  2,70%  2,70%*
 Awf – hoog  7,70%  7,70%**
 Uitvoeringsfonds voor de overheid  0,68%  0,68%
 Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) – hoog  7,05%  7,03%
 Aof – laag (kleine werkgevers)  5,49%  n.v.t.
 Uniforme opslag kinderopvang  0,50%  0,50%

*Exclusief tijdelijke verlaging per 1 augustus 2021

**In verband met coronacrisis buiten toepassing gelaten

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000165813, Staatscourant 2021, Nr. 46406 | 15-11-2021

Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 aangenomen

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 aangenomen. De stemmingen over het wetsvoorstel tot wijziging van de fiscale regeling voor aandelenoptierechten in de loonbelasting en het wetsvoorstel tot invoering van een grondslag voor het bieden van een tegemoetkoming bij schrijnende gevallen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 zijn niet doorgegaan.

Bron: Ministerie van Financiƫn | wetsvoorstel | 10-11-2021

Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2022 bekend

Bekendmaking percentage eigenwoningforfait

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoogte van het eigenwoningforfait in 2022. Het forfait wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de ontwikkeling van het indexcijfer van de woninghuren en de ontwikkeling van de woningwaarden. Het berekende forfait wordt vervolgens naar beneden afgerond op een veelvoud van 0,05%-punt. Voor 2022 komt het eigenwoningforfait uit op 0,45%. Dat is 0,05%-punt lager dan in 2021.

Bekendmaking arbeidskorting

De arbeidskorting wordt jaarlijks aangepast, enerzijds aan de zogenaamde tabelcorrectiefactor en anderzijds aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Voor 2022 ziet de arbeidskorting er als volgt uit.

Arbeidsinkomen vanaf tot arbeidskorting vermeerderd met % van het meerdere arbeidsinkomen eindbedrag
  –  € 10.350   –   4,541  € 470
 € 10.350  € 22.356  € 470   28,461  € 3.887
 € 22.356  € 36.649  € 3.887    2,61  € 4.260
 € 36.649  € 109.346  € 4.260  – 5,86  nihil
 € 109.346   –   –     
Bron: Ministerie van Financiƫn | wetsvoorstel | 10-11-2021