All posts by jansen_kleton_claudia

Premies lijfrenteverzekeringen

Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2022 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 13.570. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve.

Wie in de voorgaande zeven jaren de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze zogenoemde reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.587. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.978. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 114.866 in 2022 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.837.

De aftrek van lijfrentepremies kan leiden tot een belastingvoordeel als de uitkeringen uit de lijfrente in de toekomst zijn belast tegen een lager tarief dan het tarief in het jaar van betaling van de premie. Betaling dient plaats te vinden voor 31 december 2022 om de premie(s) nog dit jaar in aftrek te kunnen brengen.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Salaris dga

De dga en zijn partner zijn wettelijk verplicht om voor hun werk voor de bv ten minste een gebruikelijk loon te ontvangen. Het gebruikelijk loon is in 2022 het hoogste van de volgende bedragen:

  1. 75% van het salaris uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  2. het hoogste salaris van de overige werknemers van de bv;
  3. € 48.000.

De bv mag aannemelijk maken dat het salaris van de dga lager moet zijn. De zogenaamde doelmatigheidsmarge, waardoor het loon 25% lager mag zijn dan het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, vervalt in 2023. Dat betekent in veel gevallen een verhoging van het gebruikelijk loon. Het verdient aanbeveling om te zorgen voor een onderbouwing van het loon van de dga, zowel in 2022 als in 2023.

Let op! De verplichting om ten minste een gebruikelijk loon te betalen geldt voor iedere bv waarin u of uw partner een aanmerkelijk belang heeft en waarvoor u werkzaamheden verricht.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Beperk belastingheffing in box 3

Belastingschulden

Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd. U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.

Maak gebruik van de vrijstellingen

Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal € 61.215 per persoon (€ 122.430 voor fiscale partners).

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Giftenaftrek

Voor aftrek van giften aan het algemeen nut beogende instellingen en aan steunstichtingen SBBI geldt een drempel van 1% van het verzamelinkomen van u en uw fiscale partner samen, met een minimum van € 60. Het kan fiscaal voordelig zijn om de geplande giften voor twee jaar in één jaar te betalen. Zo beperkt u de invloed van de aftrekdrempel.
Voor giften in de vorm van een periodieke uitkering met een looptijd van ten minste vijf jaar geldt de aftrekdrempel niet. Wel wordt voor deze giften een plafond van € 250.000 per jaar ingevoerd op 1 januari 2023, met terugwerkende kracht tot 4 oktober 2022.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Herziening aftrek voorbelasting

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar, volgend op het jaar van ingebruikname. De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Doe tijdig suppletieaangifte

Ondernemers, die hun btw-aangifte over 2022 willen corrigeren of die een balanspost btw willen aangeven, kunnen berekening van belastingrente voorkomen door dit vóór 1 april 2023 te doen. Voor een suppletieaangifte moet u gebruik maken van een speciaal formulier op de website van de Belastingdienst. Bedragen van minder dan € 1.000 kunnen in de eerstvolgende reguliere aangifte omzetbelasting worden verwerkt.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Afdracht over privégebruik

Bij de aangifte over het laatste tijdvak van 2022 moet u btw afdragen over het privégebruik van zaken die tot de onderneming behoren. Voor het privégebruik van de auto kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. U draagt bij de aangifte over het laatste tijdvak van het jaar 2,7% van de catalogusprijs van de auto af. In plaats van de forfaitaire regeling kunt u btw afdragen over het werkelijke privégebruik. Dit kan voordeliger zijn. Voor een auto, die inclusief het jaar van ingebruikname vijf jaar in de onderneming is gebruikt, geldt een forfait van 1,5%. Heeft u bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek gebracht, dan mag u voor de berekening van het privégebruik altijd uitgaan van het lagere forfait.

Bron: Overig | publicatie | 24-10-2022

Wel of niet duurzaam arbeidsongeschikt?

Iemand is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt volgens de Wet WIA als hij niet meer dan 20% kan verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. De verzekeringsarts dient zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen van de verzekerde. De inschatting van de kans op herstel dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn.

Het UWV heeft aan een werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Het bezwaar van de werkneemster tegen dit besluit is ongegrond verklaard. Omdat volgens het UWV geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid, is geen IVA-uitkering toegekend. De rechtbank heeft het beroep van de werkneemster tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het UWV deugdelijk heeft onderbouwd dat de werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De artsen van het UWV hebben aangegeven waarom niet kan worden uitgesloten dat er een substantiële verbetering van de benutbare mogelijkheden van de werkneemster kan optreden. Dit standpunt is door de werkneemster niet met medische gegevens weersproken of anderszins gemotiveerd in twijfel getrokken.

In hoger beroep herhaalde de werkneemster wat zij in beroep al had aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep deelt het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het besluit van het UWV. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20222340, 21/2424 WIA | 01-11-2022

No-riskbepaling ZW en gedifferentieerde premie Werkhervattingskas

De no-riskbepaling in de Ziektewet (ZW) is bedoeld om werkgevers te stimuleren om gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers in dienst te nemen. De bepaling houdt in, dat een werknemer, die op de eerste dag na afloop van de wachttijd van de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is, gedurende vijf jaar na zijn indiensttreding bij een werkgever vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht heeft op ziekengeld. Voorwaarde voor toepassing van de no-riskbepaling is dat de dienstbetrekking aanvangt binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd voor de Wet WIA. Op grond van deze bepaling komt de loondoorbetaling tijdens ziekte van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer gedurende de eerste vijf jaar niet voor rekening van de werkgever.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het aan een werknemer na het einde van een tweede dienstverband bij een uitzendbureau betaalde ziekengeld onder de no-riskbepaling viel. Het ziekengeld kon niet als last worden toegerekend aan het uitzendbureau voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. De uitzendcontracten bevatten een uitzendbeding waardoor bij ongeschiktheid tot werken door ziekte de dienstbetrekking met de uitzendkracht van rechtswege eindigt. Tijdens de tweede dienstbetrekking bij het uitzendbureau was nog steeds voldaan aan de eis dat de werknemer voor het einde van de eerste vijfjaarstermijn in dienstbetrekking werkzaamheden is gaan verrichten bij een werkgever. Niet in geschil was dat aan de overige voorwaarden voor toepassing van de no-riskbepaling werd voldaan. Volgens het hof gaat het recht op toepassing van de no-riskbepaling niet verloren doordat de werknemer wegens ziekte eerder tijdelijk uit dienst is gegaan bij het uitzendbureau.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20221557, 21/01992 | 27-10-2022