All posts by jansen_kleton_claudia

Bedragen kinderbijslag 2023

Ouders en verzorgers van kinderen tot en met 17 jaar ontvangen kinderbijslag. De bedragen van de kinderbijslagbedrag zijn per 1 januari 2023 aangepast in lijn met de ontwikkeling van de consumentenprijs. De nieuwe bedragen zijn:

Leeftijd kind Bedrag per kind per kwartaal
 0 t/m 5 jaar (70%)  € 269,76
 6 t/m 11 jaar (85%)  € 327,56
 12 t/m 17 jaar (100%)  € 385,37
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 04-12-2022

Premiepercentages sociale verzekeringen 2023

De minister van SZW heeft de premiepercentages en enkele bedragen voor diverse sociale verzekeringen voor 2023 gepubliceerd.

 Omschrijving

 Percentage of bedrag

 AOW

 17,90%

 Anw

 0,10%

 Maximum premieloon

 € 66.956

 Algemeen Werkloosheidsfonds, lage premie

 idem, hoge premie

 2,64%

 7,64%

 Uitvoeringsfonds voor de overheid

 0,68%

 Arbeidsongeschiktheidsfonds, hoge premie

 idem, lage premie

 7,11%

 5,82%

 Opslag kinderopvang

 0,50%

 Minimumloonsomgrens Werkhervattingskas sector   Grootwinkelbedrijf

 € 6.922.501

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2022-0000231651, Staatscourant 2022, Nr. 32328 | 30-11-2022

Memorie van antwoord Belastingplan 2023

De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord betreffende het Belastingplan 2023 naar de Eerste Kamer gestuurd. In de memorie van antwoord wordt uitgebreid ingegaan op het inkomensbeleid voor 2023 en op de maatregelen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting.

Volgens de staatssecretaris wordt het verschil tussen het toptarief voor werknemers en voor dga’s door de maatregelen van het Belastingplan teruggebracht van 11,6 naar 5,4% in 2024. Kennelijk veronderstelt hij daarbij dat een dga ondanks de gebruikelijkloonregeling nooit een hoog salaris van de bv ontvangt, maar in plaats daarvan zijn inkomen aanvult met dividend.

De middelingsregeling wordt afgeschaft, onder meer van wegen een beperkte doeltreffendheid van de regeling. Dat is een gevolg van het buiten beschouwing laten van heffingskortingen en van de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting.

Over de voorgestelde afbouw van de algemene heffingskorting op basis van het verzamelinkomen zijn meerdere vragen gesteld. De aanleiding voor dit voorstel is de wens om de afbouw onafhankelijk te maken van de herkomst van het inkomen van een belastingplichtige.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36202 | 24-11-2022

Memorie van antwoord Overbruggingswet box 3

Bij de Eerste Kamer is het pakket Belastingplan 2023 in behandeling. Onderdeel van dit pakket is het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3. Dit wetsvoorstel is bedoeld als een tijdelijke regeling voor de belastingheffing in box 3 totdat het mogelijk is om over te stappen naar een heffing op basis van het werkelijke rendement. De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer gestuurd.

Op grond van het wetsvoorstel wordt het vermogen in box 3 onderverdeeld in spaargeld, overige bezittingen en schulden. Het rendement wordt bepaald door het spaargeld te vermenigvuldigen met 0,36%, de overige bezittingen met 6,17% en de schulden met 2,57%. De rendementen op spaargeld en overige bezittingen worden bij elkaar opgeteld. Het rendement op schulden komt daarop in mindering. Uit de beantwoording van vragen van de Eerste Kamer blijkt dat mensen van wie de werkelijke verdeling van het vermogen afwijkt van de vroegere wettelijke vermogensmix in 2023 beduidend meer belasting in box 3 gaan betalen dan in 2022.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 36204 | 24-11-2022

KvK verstrekt voorlopig geen informatie uit UBO-register

Naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie EU heeft de minister van Financiën de Kamer van Koophandel (KvK) gevraagd tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het UBO-register te verzorgen.

Volgens het Hof van Justitie EU rechtvaardigt de Europese anti-witwasrichtlijn een ernstige inmenging in de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. Toegang van het publiek tot informatie over UBO’s kan bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de anti-witwasrichtlijn. De bepaling in die richtlijn, op grond waarvan iedereen toegang moet krijgen tot UBO-informatie, gaat echter te ver en is volgens het Hof van Justitie EU ongeldig.

De minister treedt in overleg met de Europese Commissie om te bezien welke informatieverstrekkingen uit het UBO-register nog mogelijk zijn. De uitspraak van het Hof van Justitie EU heeft geen gevolgen voor de verplichting om UBO’s te registreren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000285345; ECLI:EU:C:2022:912 | 21-11-2022

Bedrag vrijstelling thuiswerkvergoeding 2023

In de eerste Nieuwsbrief Loonheffingen 2023 van de Belastingdienst is vermeld dat de gerichte vrijstelling voor de onbelaste thuiswerkvergoeding in 2023 wordt verhoogd naar € 2,15 per thuisgewerkte dag. Eerder was meegedeeld dat de vrijstelling zou worden verhoogd tot € 2,13. In 2022 is het bedrag van de vrijstelling € 2,00 per dag.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 13-11-2022

Vernietiging loonsanctie na bezwaar

Bij de aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA beoordeelt het UWV of voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Is dat niet het geval, dan verlengt het UWV het tijdvak van loondoorbetaling met maximaal 52 weken. Deze loonsanctie geeft de werkgever de mogelijkheid om de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen te herstellen. Ten aanzien van de re-integratie-inspanningen heeft de werkgever een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting.

Het UWV legde aan een werkgever een loonsanctie op, omdat de re-integratie-inspanningen als onvoldoende werden aangemerkt. Na bezwaar van de werkgever is de loonsanctie komen te vervallen. Aan de werkneemster is een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.

De werkneemster heeft beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van het UWV om de loonsanctie te laten vervallen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard omdat de werkneemster niet in staat was haar functie volledig te vervullen. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zou het aanbieden van eenvoudige deeltaken van de functie niet leiden tot een bevredigend re-integratieresultaat, omdat de werkneemster daarmee niet minimaal 65% van de oorspronkelijke loonwaarde zou kunnen verdienen. De rechtbank was van oordeel dat het UWV terecht het standpunt heeft ingenomen dat er geen bevredigend re-integratieresultaat is bereikt, maar dat er geen re-integratiekansen in het eerste spoor zijn gemist. Een tekortkoming in het tweede spoor is in eerste instantie niet aan de loonsanctie ten grondslag gelegd en kan daarom volgens de rechtbank niet worden gebruikt als grondslag voor het handhaven daarvan.

De Centrale Raad van Beroep is met de rechtbank van oordeel, dat uit de stukken van het geding voldoende steun blijkt voor het standpunt van het UWV dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen in het eerste spoor heeft verricht.

De Centrale Raad van Beroep merkt op, dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft erkend dat er tekortkomingen in het tweede spoor waren, die aanleiding hadden moeten geven tot het opleggen van een loonsanctie. Deze tekortkomingen konden niet aan het alsnog opleggen of handhaven van de loonsanctie ten grondslag worden gelegd, omdat het UWV de werkgever daarvan niet voor het einde van de wachttijd op de hoogte had gesteld. De tekortkomingen in het tweede spoor kunnen volgens de Centrale Raad van Beroep worden betrokken in een verzoek om schadevergoeding van de werkneemster aan het UWV wegens het onrechtmatig niet opleggen van een loonsanctie aan de werkgever.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB2022420, 21/526 WIA | 15-11-2022

In hoger beroep gedeeltelijke toewijzing loonvordering

Een op staande voet ontslagen werknemer vorderde betaling van loon en van een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen van zijn ex-werkgever. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat de werknemer gedurende de periode waarover hij loon vordert geen werkzaamheden zou hebben verricht. Het niet verrichten van de overeengekomen arbeid kwam volgens de kantonrechter voor rekening komt van de werknemer, omdat hij in het buitenland was gearresteerd en in hechtenis genomen. In hoger beroep oordeelde Hof Den Haag anders. Het ontslag op staande voet werd gegeven terwijl de werknemer in hechtenis zat.

Het hof maakte bij de beoordeling van de loonvordering onderscheid tussen drie perioden. Bij de kantonrechter heeft de werkgever de stelling van de werknemer, dat hij in de eerste periode de overeengekomen arbeid heeft verricht, niet bestreden. Het oordeel van de kantonrechter is in zoverre onjuist. Het hof heeft de loonvordering voor de eerste periode toegewezen. De tweede periode betrof de tijd waarin de werknemer na zijn arrestatie in hechtenis zat. De datum waarop de werknemer is gearresteerd en de periode van hechtenis heeft het hof als vaststaand aangenomen. In die periode, die eindigde met zijn ontslag, heeft de werknemer de overeengekomen arbeid niet verricht. Het hof heeft de loonvordering voor deze periode afgewezen, omdat het niet verrichten van arbeid in deze periode voor rekening van de werknemer diende te komen.

Ten aanzien van de gang van zaken in de derde periode waren de standpunten van de werkgever zodanig inconsistent en bleven zoveel vragen onbeantwoord, dat het hof het verweer van de werkgever tegen de loonvordering heeft verworpen. Van ongeoorloofd verzuim was geen sprake. Het hof vond onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de werknemer tot zijn vertrek naar het buitenland zijn gebruikelijke werkzaamheden heeft verricht. Ook voor deze periode heeft het hof de loonvordering toegewezen.

Tegen de vordering tot uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen heeft de werkgever geen verweer gevoerd. Het hof heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen. Over de periode van hechtenis tot aan het ontslag had de werknemer geen recht op vakantie, omdat hij in die periode niet heeft gewerkt.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20222126, 200.304.117/01 | 07-11-2022

Bijdrageloon en premiepercentages Zvw 2023

De minister van VWS heeft de bedragen van het bijdrageloon en het bijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor 2023 vastgesteld op € 66.956. Dit bedrag is gelijk aan het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen voor 2023. De premie voor de Zvw voor inhoudingsplichtigen is vastgesteld op 6,68%. In 2022 is dit 6,75%. In andere gevallen bedraagt de premie 5,43%. In 2022 geldt een percentage van 5,55 van het bijdrage-inkomen.

Bron: Overig | besluit | 3442107-1036921-Z, Staatscourant 2022, Nr. 30233 | 13-11-2022

AOW-leeftijd in 2028 naar 67 jaar en 3 maanden

De leeftijd waarop iemand recht heeft op een AOW-uitkering en de leeftijd waarop iemand recht op een AOW-uitkering begint op te bouwen, zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Op dit moment bedraagt de AOW-leeftijd 67 jaar en de aanvangsleeftijd 17 jaar. Afhankelijk van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd worden deze leeftijden aangepast.

Het CBS heeft recent de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2028 en 2034 bekend gemaakt. In 2028 bedraagt de geschatte levensverwachting op 65-jarige leeftijd 21,05 jaar. In 2034 is dit 21,73 jaar. De AOW-leeftijd voor 2028 wordt op grond van deze prognose en de daarvoor geldende formule vastgesteld op 67 jaar en 3 maanden. De aanvangsleeftijd voor 2028 wordt vastgesteld op 17 jaar en 3 maanden.

De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare manier gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt anders dan de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar. Wanneer de Wet toekomst pensioenen zoals beoogd per 1 juli 2023 in werking treedt, is de fiscale pensioenrichtleeftijd alleen nog van belang voor het dan geldende overgangsrecht.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2022-0000229421 | 08-11-2022