All posts by jansen_kleton_claudia

Behandeling wetsvoorstel afbouw salderingsregeling

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling kleinverbruikers is een amendement ingediend. De minister voor Klimaat en Energie heeft zijn mening over het amendement gegeven in een brief aan de Kamer. Het amendement omvat de invoering van de verplichting voor energieleveranciers om overeenkomsten met een duur van ten minste één jaar tegen een vast tarief aan te bieden. Voor elektriciteit zou dit ook moeten gelden voor dag- en nachttarieven.

De minister heeft eerder aangekondigd dat hij in de wet een verplichting tot het aanbieden van een overeenkomst voor bepaalde tijd met vaste tarieven wil opnemen. Deze verplichting dient zorgvuldig uitgewerkt te worden. De keuze voor een overeenkomst met een bepaalde duur met vaste dag/nachttarieven is volgens de minister overbodig. Daarom ontraadt hij het amendement.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | DGKE-DE / 26205593 | 02-02-2023

Duur arbeidsovereenkomst

Een procedure voor de rechtbank ging over de vraag of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd tot stand was gekomen. Als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gold, was de vervolgvraag of de werkgever deze rechtsgeldig heeft opgezegd.

Bij zijn indiensttreding kreeg de werknemer een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar aangeboden. Daarbij werd hem de toezegging gedaan dat bij goed functioneren de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst werd echter met een jaar verlengd. Na afloop van het tweede jaar heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst niet voortgezet.

De werknemer meende dat vanwege zijn goede functioneren een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen, die door de werkgever in strijd met de wet is opgezegd. Volgens de werkgever zijn in het eerste jaar van de arbeidsovereenkomst meerdere gesprekken over zijn functioneren met de werknemer gevoerd. Omdat het functioneren van de werknemer niet goed genoeg was, is hem geen contract voor onbepaalde tijd aangeboden maar een contract voor een jaar.

Volgens de rechtbank is geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. De werkgever heeft schriftelijk bevestigd dat de arbeidsovereenkomst voor één jaar is verlengd. De werknemer bestreed niet dat in gesprekken over zijn functioneren diverse ontwikkelpunten zijn aangegeven en dat de werkgever concrete actie van hem verwachtte om zijn functioneren te verbeteren. Omdat het functioneren van de werknemer in het tweede jaar onvoldoende is verbeterd, heeft de werkgever besloten het dienstverband niet voort te zetten. De werknemer heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om zijn stelling dat hij wel goed functioneerde nader te onderbouwen. Het enkele feit dat aan hem de jaarlijkse periodiek is toegekend en dat in de verlengingsbrief staat dat men uitkijkt naar een prettige voortzetting van de samenwerking vond de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat in het tweede jaar is voldaan aan de voorwaarde van goed functioneren.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA2023261, 10170871 | 12-01-2023

Afkoopgrens klein pensioen

Pensioenuitvoerders hebben het recht om kleine pensioenaanspraken af te kopen. Dat is vastgelegd in de Pensioenwet en in de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De afkoopgrens wordt ieder jaar aangepast aan de Consumentenprijsindex Alle Huishoudens (CPI). Met ingang van 1 januari 2023 bedraagt de afkoopgrens voor een klein pensioen € 594,89.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2022-0000191791, Staatscourant 2022 nr. 34944 | 21-12-2022

Tegemoetkoming administratieve lasten fiets van de zaak en reiskostenvergoeding

Een werkgever kan aan zijn werknemers een fiets ter beschikking stellen. Als de fiets ook privé gebruikt mag worden, geldt een forfaitaire bijtelling bij het loon van 7% van de waarde inclusief omzetbelasting van de fiets. Voor reizen met een eigen vervoermiddel van de werknemer mag de werkgever een onbelaste vergoeding geven van € 0,21 per kilometer. Dat kan op declaratiebasis, maar ook in de vorm van een vaste reiskostenvergoeding. Om de vaste reiskostenvergoeding onbelast te kunnen geven, moet de werkgever aannemelijk maken op hoeveel dagen de werknemer in de regel met eigen vervoer naar het werk komt. Voor dagen waarop de werknemer met de ter beschikking gestelde fiets naar het werk komt mag geen onbelaste vergoeding worden gegeven. Wanneer de werknemer afwisselend met de fiets van de zaak of met eigen vervoer naar het werk komt, nemen de administratieve lasten voor de werkgever toe. Om de werkgever hierin tegemoet te komen heeft de staatssecretaris van Financiën de volgende toezegging gedaan.

Werkgever en werknemer kunnen afspraken maken over hoeveel dagen per week met eigen vervoer wordt gereisd en hoeveel dagen per week met de fiets van de zaak wordt gereisd. Op basis van deze afspraken kan een (vaste) onbelaste reiskostenvergoeding worden gegeven. De afspraken dienen te zijn afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer en voldoende realiteitswaarde te hebben. Een incidentele afwijking van deze afspraak leidt niet tot een aanpassing van de vergoeding. Deze vereenvoudiging zal worden opgenomen in de volgende uitgave van het Handboek Loonheffingen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000016303 | 05-02-2023

Verkorting periode loondoorbetaling bij ziekte AOW-gerechtigde werknemers

De Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd is met ingang van 1 januari 2016 in werking getreden. De wet regelt een lichter arbeidsrechtelijk regime voor werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Volgens deze wet is de periode van verplichte loondoorbetaling bij ziekte van een AOW-gerechtigde werknemer zes weken. Gedurende een overgangsperiode geldt een duur van 13 weken in plaats van zes weken voor de verplichte loondoorbetaling. De bedoeling van de overgangsregeling is het voorkomen van verdringing van oudere werknemers door AOW-gerechtigde werknemers. Dit overgangsrecht wordt bij Koninklijk Besluit beëindigd na de evaluatie van de wet, tenzij uit de evaluatie blijkt dat er verdringing plaatsvindt. De evaluatie heeft in 2020 plaatsgehad. Uit het evaluatieonderzoek is niet gebleken dat het verlichte arbeidsrechtelijke regime voor AOW-gerechtigde werknemers leidt tot verdringing van werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

Aanvankelijk zou de termijn van loondoorbetaling per 1 april 2021 worden teruggebracht van 13 naar zes weken. De Ziektewet kent een vergelijkbare regeling voor AOW-gerechtigde werknemers voor wie geen recht op loondoorbetaling bij ziekte door de werkgever bestaat. Uitvoeringstechnisch was die datum niet haalbaar voor het UWV. Inmiddels is het overgangsregime in de Ziektewet voor bestaande ziektegevallen gewijzigd. De minister van SZW heeft nu een ontwerpbesluit voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer, waarin is opgenomen dat de overgangsregeling in de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd per 1 juli 2023 wordt beëindigd.

Voor AOW-gerechtigde werknemers, die op 1 juli 2023 ziek zien, blijft de termijn van 13 weken gelden. Voor ziektegevallen, die na die datum ontstaan, gaat de termijn van zes weken gelden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2023-0000033303 | 26-01-2023

Ontslag voor werknemer die werkgever onvoldoende informeerde over nevenwerkzaamheden

De arbeidsovereenkomst van een werknemer bevatte geen algeheel nevenwerkzaamhedenverbod. Wel was de werknemer verplicht om nevenwerkzaamheden te melden, zodat de werkgever kon beoordelen of sprake was van een belangenverstrengeling. De werkgever benadrukte het belang bij deze verplichting door te wijzen op de zelfstandigheid van de functie, de ruimte om zelf de werktijden in te vullen en het ontbreken van dagelijks contact of dagelijkse leiding.

Omdat de werknemer niet voldeed aan zijn informatieverplichting ontbond de kantonrechter op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst. De informatieverplichting vloeit volgens de kantonrechter voort uit de eisen van goed werknemerschap. In hoger beroep heeft Hof Den Bosch de beschikking van de kantonrechter in stand gelaten. De werknemer had gemeld dat hij gedurende enkele uren per maand wat vertaalwerkzaamheden verrichtte voor het bedrijf van zijn partner. In werkelijkheid was de werknemer general manager en eigenaar van dat bedrijf. De werkgever kwam daarachter door een fout geadresseerde factuur aan het bedrijf van de werknemer. Op vragen van de werkgever gaf de werknemer onvoldoende antwoord.

Het hof is van oordeel dat het onvoldoende verstrekken van informatie om de werkgever in staat te stellen te beoordelen of er een belangenverstrengeling bestaat dermate verwijtbaar is dat van de werkgever niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat de werknemer naar eigen zeggen voor het overige zijn werkzaamheden steeds naar behoren heeft uitgevoerd en heeft aangeboden zijn nevenactiviteiten te staken, maakt dat oordeel niet anders.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20224153, 200.313.751/01 | 30-11-2022

Kamervragen over registratie van hypotheekgegevens

De minister van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de registratie van hypotheekgegevens door het Bureau Kredietregistratie (BKR). Op dit moment registreert het BKR hypotheken pas bij betalingsachterstanden van drie maanden of meer. Het BKR wil dat registratie bij het aangaan van woninghypotheken voor specifieke doelgroepen verplicht wordt. Het gaat dan om startersleningen, maatwerkleningen en energiebespaarhypotheken. Het BKR is een privaatrechtelijke stichting en geen onderdeel van de overheid. Het ministerie van Financiën heeft een wetsvoorstel in voorbereiding over kredietregistratie. Dat wetsvoorstel omvat meer publieke waarborgen voor gegevensverwerking bij kredietregistratie en regelt welke overeenkomsten worden geregistreerd. Kredietregistratie wordt een wettelijke taak met overeenkomstige bevoegdheden voor de minister van Financiën. Dit wetsvoorstel zal begin 2023 ter consultatie worden gelegd.

De minister ziet op dit moment geen reden om hypotheken voor de eigen woning altijd te registreren.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000004992 | 16-01-2023

Eenzijdig wijzigingsbeding

Een werkgever kan met een beroep op een schriftelijk wijzigingsbeding een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde wijzigen. Dat kan alleen bij een zo zwaarwegend belang dat het belang van de werknemer, dat door de wijziging wordt geschaad, daarvoor moet wijken. De belangenafweging vindt plaats naar redelijkheid en billijkheid.

Een pensioenreglement bevatte een eenzijdig wijzigingsbeding. Op grond daarvan mocht de werkgever de regeling veranderen of stoppen indien sprake is van ingrijpende wijzigingen van omstandigheden of een zwaarwegend belang. De vraag, die aan de kantonrechter was voorgelegd, was of de werkgever met een beroep op het wijzigingsbeding de bestaande middelloonregeling mocht wijzigen in een andere pensioenregeling bij de expiratie van het oude pensioencontract. Een oudere werknemer verzette zich daartegen.

De kantonrechter moest beoordelen of de belangen van de werkgever bij wijziging van de pensioenregeling opwegen tegen het belang van de werknemer bij behoud van de middelloonregeling tot aan de pensioengerechtigde leeftijd of in ieder geval zo lang mogelijk. Daartoe is niet voldoende dat het de bedoeling is dat de Pensioenwet wordt gewijzigd. De kantonrechter vond begrijpelijk dat de werkgever daarop heeft willen anticiperen, maar ook dat de werkgever rekening moest houden met de specifieke situatie van werknemers die dichtbij de pensioengerechtigde leeftijd zitten. Het belang van de werknemer bij behoud van de pensioenregeling is gelegen in zekerheid ten opzichte van onzekerheid. Van belang vond de kantonrechter dat niet vaststond dat de werknemer er door de nieuwe beschikbare premieregeling er niet op achteruit zou gaan ten opzichte van de gegarandeerde pensioenuitkering onder de middelloonregeling.

De conclusie van de kantonrechter is dat het belang van de werkgever bij wijziging van de pensioenregeling niet zwaarder weegt dan het belang van de werknemer bij het behoud van de oude regeling. De kantonrechter hechtte belang aan het ontbreken van enige vorm van compensatie van de werknemer voor de onzekerheid en risico’s van de nieuwe regeling.

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLINLRBROT2023175, 9310958 | 12-01-2023

Nota van wijziging wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens in behandeling. Dit wetsvoorstel brengt wijzigingen aan in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en in de Wet op de loonbelasting 1964. De wijzigingen hebben betrekking op de mogelijkheid om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen ter verbetering van de uitvoerbaarheid. De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft een nota van wijziging ingediend.

Het wetsvoorstel geeft consumenten de mogelijkheid om een aanspraak op periodieke uitkeringen gedeeltelijk af te kopen zonder dat dit leidt tot belastingheffing over de gehele aanspraak. Door de nota van wijziging wordt nu geregeld dat dit ook geldt voor een gedeeltelijke afkoop van in eigen beheer ondergebrachte lijfrenten, die als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming zijn bedongen. Daarnaast wordt een delegatiegrondslag opgenomen zodat in lagere regelgeving nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot deze lijfrenten.

De voorgenomen inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is uitgesteld van 1 juli 2023 naar 1 januari 2024. De uitgestelde inwerkingtredingsdatum heeft tot gevolg dat deelnemers in een pensioenregeling, die vóór die datum met pensioen gaan, geen gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid voor uitbetaling van een bedrag ineens.

Tegelijk met de nota van wijziging heeft de minister de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetsvoorstel | 2022-0000214526 | 17-01-2023

UBO-register wordt minder toegankelijk door uitspraak Hof van Justitie EU

De vierde Europese anti-witwasrichtlijn schrijft voor dat de lidstaten van de EU gegevens van de uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen in een register moeten opslaan. De gegevens in dat register moeten toegankelijk zijn voor:

  1. de bevoegde autoriteiten en Financial Intelligence Units (FIUs);
  2. meldingsplichtige instellingen voor het verplichte cliëntenonderzoek;
  3. personen en organisaties, die een legitiem belang kunnen aantonen.

In de vijfde anti-witwasrichtlijn is de laatste bepaling verruimd tot iedereen. Het Hof van Justitie EU heeft onlangs in een zaak over het Luxemburgse UBO-register geoordeeld dat die verruiming te ver gaat.

De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer uiteengezet wat de gevolgen zijn van deze uitspraak voor het Nederlandse UBO-register. De Handelsregisterwet 2007 zal worden aangepast. Daarin is nu bepaald dat iedereen de volgende informatie van een UBO kan inzien: naam, geboortemaand en -jaar, nationaliteit, woonstaat en de aard en omvang van het gehouden belang.

De aangekondigde aanpassing houdt in dat de toegang tot gegevens beperkt wordt zoals hiervoor beschreven, dus tot personen en organisaties, die een legitiem belang kunnen aantonen. De tijdelijk stopgezette informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten en de FIU en meldingsplichtige instellingen wordt zo snel als mogelijk hersteld.

Onderzocht wordt op welke wijze personen en organisaties, die een legitiem belang kunnen aantonen, toegang tot UBO-informatie krijgen en hoe deze groep geïdentificeerd kan worden. Er wordt gedacht aan een lijst met objectieve indicatoren, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van een legitiem belang.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000328199 | 19-01-2023