All posts by jansen_kleton_claudia

Verplichte visie re-integratietraject

Werkgevers en werknemers dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van zieke werknemers in het arbeidsproces. Om het gesprek tussen de werknemer en de werkgever te bevorderen zijn werkgever en werknemer per 1 juli 2023 verplicht om hun visie op het re-integratietraject te geven. Werkgevers en werknemers moeten hun mening over de re-integratie-afspraken op meerdere momenten vastleggen. Dat gebeurt bij het opstellen en het bijstellen van het gezamenlijke plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie.

De verplichting om de visies op het re-integratietraject toe te voegen geldt alleen voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld. De minister van SZW heeft de ministeriële regeling, waarin de verplichting is opgenomen, gepubliceerd in de Staatscourant.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2020-0000231089, Staatscourant 2023, Nr. 13931 | 16-05-2023

Concurrentiebeding onvoldoende gemotiveerd

Het opnemen van een beding dat een werknemer na het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd beperkt in zijn mogelijkheden om elders werkzaam te zijn is alleen toegestaan vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Deze zwaarwegende belangen moeten duidelijk zijn omschreven. Dat geldt ook voor de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel dwingen.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bevatte een concurrentie- en een wervingsbeding. Voor beide bedingen was een motivering opgenomen. Volgens de kantonrechter voldeed de schriftelijke motivering niet aan de daaraan gestelde strenge eisen. Het zwaarwegende bedrijfsbelang werd in algemene termen omschreven, zonder verdere toelichting. De beperkende bedingen waren onvoldoende specifiek en kenbaar toegesneden op de werknemer. De kantonrechter heeft het beroep van de werknemer op vernietiging van het concurrentie- en wervingsbeding toegewezen.

De arbeidsovereenkomst omvatte ook een geheimhoudingsbeding. De werknemer heeft dat beding volgens de werkgever geschonden. De werknemer heeft erkend dat hij zakelijke documenten naar zijn privémail heeft verstuurd. Volgens de werknemer was dat in verband met de lockdown om vanuit huis te kunnen werken. De documenten heeft hij echter geruime tijd voor de eerste lockdown verstuurd. Tijdens de zitting heeft de werknemer toegegeven dat hij die documenten nog in zijn bezit had. De werknemer heeft daarmee in strijd gehandeld met het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter heeft het gevorderde gebod om geen verdere inbreuk te maken op het geheimhoudingsbeding toegewezen. Wel heeft hij de gevorderde boete en het maximum daarvan gematigd.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA20236326, 10259186 \ RL EXPL 22-20527 | 22-05-2023

Werknemer ontslagen wegens ernstig verwijtbaar handelen

De rechtbank Noord-Holland heeft de arbeidsovereenkomst van een concerncontroller van een woningcorporatie ontbonden. De grond voor ontbinding is zodanig verwijtbaar handelen van de controller dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kon worden verlangd. De controller heeft opzettelijk opgenomen vakantie-uren niet geregistreerd en deze vervolgens laten uitbetalen. De werknemer voerde aan dat hij recht op uitbetaling had, omdat hij veel overuren had gemaakt. De niet geregistreerde uren zouden slechts een bescheiden compensatie voor de gemaakte overuren vormen. De werkgever betwistte dat de controller structureel overuren heeft gemaakt. Overzichten van wanneer de controller overuren heeft gemaakt en wat hij in die uren heeft gedaan waren er niet. Voor de rechtbank stond niet vast dat de controller structureel overuren heeft gemaakt. De werkgever heeft geen toestemming verleend voor uitbreiding van het aantal uren of voor enige compensatie van gemaakte overuren. De toepasselijke cao bepaalt dat werknemers op het functieniveau van de controller geen recht hebben op een vergoeding voor overwerk.

Omdat de controller zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen, heeft hij geen recht op een transitievergoeding.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20234026, 10246367 AO22-140 | 18-04-2023

Compensatie transitievergoeding ten onrechte geweigerd

Als een arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt beëindigd, heeft de werknemer in beginsel recht op een transitievergoeding. Deze vergoeding is bedoeld als compensatie voor het ontslag en om de overgang naar ander betaald werk te vergemakkelijken. Ook een werknemer, wiens arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd, heeft recht op een transitievergoeding. De werkgever heeft in dat geval onder voorwaarden recht op compensatie voor de door hem betaalde transitievergoeding. Eén van de voorwaarden voor het recht op compensatie is dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd na afloop van het opzegverbod van twee jaar.

De vraag in een procedure voor de rechtbank Noord-Holland was of aan deze voorwaarde is voldaan. Het UWV meende van niet en weigerde daarom om de werkgever compensatie te betalen. Werkgever en werknemer hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat dat dat de arbeidsovereenkomst eindigde per 2 februari 2020. Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt volgens de rechtbank dat partijen de bedoeling hebben gehad om de arbeidsovereenkomst te beëindigen na afloop van het wettelijk opzegverbod wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. In de overwegingen van de vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen dat de werknemer sinds 5 februari 2018 onafgebroken arbeidsongeschikt is, dat hij wegens ziekte of gebreken niet meer in staat is de bedongen arbeid te verrichten en dat binnen 26 weken na 2 februari 2020 geen kans is op herstel of op duurzame inzetbaarheid. De rechtbank ziet geen enkele aanwijzing dat iets anders is bedoeld dan dat 3 februari 2020 de ingangsdatum van het ontslag was.

Naar het oordeel van de rechtbank is de arbeidsovereenkomst beëindigd na afloop van het opzegverbod. Het UWV heeft het verzoek om compensatie ten onrechte afgewezen.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20234846, HAA 21/1885 | 05-04-2023

Bijbaan verhindert toepassing 30%-regeling niet

Voor uit het buitenland aangeworven werknemers met een specifieke deskundigheid kan op verzoek de 30%-regeling worden toegepast. Deze regeling houdt in, dat 30% van de totale bruto beloning als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten kan worden gegeven. De regeling geldt niet voor werknemers die op het moment van het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst al in Nederland wonen of, anders dan in het kader van een stage of opleiding, in Nederland werkzaam zijn. Als na de stage of de opleiding een aansluitend dienstverband ontstaat, verhindert dat de kwalificatie van ingekomen werknemer niet. De in Nederland te verrichten dienstbetrekking moet de eerste tewerkstelling in Nederland betreffen. In een arrest uit 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het moment waarop de arbeidsovereenkomst is aangegaan bepalend is voor de kwalificatie als ingekomen werknemer.

De rechtbank Noord Holland constateerde in een procedure dat de werkneemster op wie de aanvraag voor de 30%-regeling van toepassing was, op het moment van het aangaan van de dienstbetrekking niet in Nederland woonde en geen duurzame persoonlijke band had met Nederland. De werkneemster was aan te merken als een ingekomen werkneemster.

Voorafgaand aan de indiensttreding had de werkneemster een bijbaan in Nederland. Deze dienstbetrekking voldeed niet aan de voorwaarden van de 30%-regeling omdat het salaris te laag was. De werkzaamheden kwalificeerden niet als opleiding of stage omdat de werkneemster haar opleiding eerder al had afgerond. De in de rechtspraak genoemde uitzondering op de eis dat het moet gaan om een eerste tewerkstelling deed zich hier niet voor. Dat betekent dat de 30%-regeling niet van toepassing is.

De Belastingdienst hanteert als beleid dat een bijbaan tijdens een opleiding niet in de weg staat aan toepassing van de 30%-regeling. Dat is ongeacht of die bijbaan in het kader van een stage of opleiding plaatsvindt. De rechtbank stelde vast dat de bijbaan is geaccepteerd door de werkneemster om te voorzien in haar levensonderhoud en ter overbrugging van de periode totdat de werkzaamheden voor haar eigenlijke werkgever zouden aanvangen. De rechtbank zag daarin geen aanleiding om toepassing van de 30%-regeling te weigeren. Er is te weinig onderscheid tussen de bijbaan in dit geval en een bijbaan tijdens de studie. De enkele omstandigheid dat de bijbaan is aangevangen nadat de opleiding is afgerond, is onvoldoende voor het gemaakte onderscheid.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20234875, HAA 22/1787 | 24-05-2023

Kamervragen waardevast minimumloon.

De minister van SZW heeft Kamervragen over een waardevast minimumloon beantwoord. Het bruto minimumloon is sinds het jaar 2000 iets meer gestegen dan de consumentenprijzen volgens de nationale consumentenprijsindex. De lopende evaluatie van de hoogte van het wettelijke minimumloon is naar verwachting in het najaar afgerond. In de kabinetsreactie op de evaluatie zal het kabinet zijn opvatting geven van een toereikend minimumloon. De minister wil graag dat het minimumloon welvaartsvast is. Het kabinet wil de bestaanszekerheid van lage- en middeninkomens niet alleen op peil houden maar ook versterken. Mede om die reden is het minimumloon per 1 januari 2023 met 10,15% verhoogd. Per 1 juli 2023 gaat het minimumloon met ruim 3% omhoog als gevolg van de reguliere indexatie.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2023-0000319857 | 06-06-2023

Herziening hofuitspraak verzekeringsplicht Rijnvarende

In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald, dat de bestuursrechter op verzoek en onder voorwaarden een onherroepelijk geworden uitspraak kan herzien. Voor herziening is vereist dat zich voor de uitspraak feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die bij de verzoeker niet bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. Door deze voorwaarden komt de bestuursrechter niet snel aan herziening van een uitspraak toe.

Hof Den Haag heeft een verzoek om herziening van een uitspraak ingewilligd, ondanks dat niet aan de voorwaarden was voldaan. De uitspraak heeft betrekking op de verzekerings- en premieplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen van een Rijnvarende in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 november 2011. Geruime tijd nadat het hof uitspraak heeft gedaan, heeft de SVB de Rijnvarende meegedeeld dat hij in die periode in Luxemburg verzekerd was voor de sociale zekerheid. Dat heeft tot gevolg dat de Rijnvarende in die periode niet langer verzekerd en ook niet premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Luxemburg en Nederland hebben daarover een overeenkomst gesloten na de datum waarop het hof uitspraak heeft gedaan.

De reden dat het hof toch tot herziening is overgegaan is dat de SVB een verzoek tot het sluiten van een overeenkomst met een andere EU-lidstaat pas in behandeling neemt als de verzekerings- en de premieplicht onherroepelijk vaststaan. Daarom kon de Rijvarende pas na de uitspraak van het hof en het daaropvolgende arrest van de Hoge Raad de SVB vragen om een overlegprocedure met Luxemburg te starten.

Vogens jurisprudentie van de Hoge Raad moeten de Belastingdienst en de belastingrechter zich houden aan een besluit van de SVB over de verzekerings- en premieplicht, ook als dit besluit nog niet onherroepelijk vaststaat. Letterlijke toepassing van de herzieningsregeling van de Algemene wet bestuursrecht zou in dit geval tot gevolg hebben dat de belastingrechter zich niet kan houden aan een besluit van de SVB, omdat het niet mogelijk is om de uitspraak over de premieheffing te herzien. Omdat de overlegprocedure met een lidstaat pas kan starten nadat de rechtsgang betreffende de sociale verzekeringsplicht en de premieheffing volksverzekeringen is doorlopen, zal een verzoek om ambtshalve vermindering veelal niet binnen de termijn van vijf jaar na het einde van het belastingjaar kunnen worden gedaan.

Het hof heeft zijn eerdere uitspraak herzien voor zover deze betrekking heeft op de verzekerings- en premieplicht voor de volksverzekeringen over de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 november 2011.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2023803, BK-22/00518 BK-22/00519 | 01-05-2023

Besluit terugbetaling looninkomsten gewijzigd

De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit terugbetaling looninkomsten gewijzigd. Dit besluit bevat het beleid voor ten onrechte ontvangen looninkomsten en voor in eerste instantie terecht ontvangen looninkomsten, die later op grond van een afdwingbare verplichting terugbetaald moeten worden. In het besluit keurt de staatssecretaris goed dat ten onrechte ontvangen looninkomsten onder voorwaarden geacht worden niet te zijn genoten. De voorwaarden zijn:

  1. de belastingplichtige heeft de looninkomsten niet te kwader trouw verkregen;
  2. de belastingplichtige toont aan dat hij de looninkomsten heeft terugbetaald; en
  3. hij past ter zake van deze terugbetaling geen aftrek op zijn loon of inkomen toe. Mocht de terugbetaling wel in aftrek zijn gebracht, dan verklaart de belastingplichtige zich akkoord met het terugnemen van de aftrek.

In bijzondere situaties kan het voorkomen dat de ten onrechte ontvangen looninkomsten gedeeltelijk worden teruggevorderd. In dat geval kan het voorafgaande worden toegepast op het deel dat wordt teruggevorderd.

Verder keurt de staatssecretaris onder voorwaarden goed dat een terugbetaling van loon, dat in eerste instantie terecht is ontvangen en met terugwerkende kracht is vervangen door andere looninkomsten, als negatief loon in aanmerking kan worden genomen.

Voor deze goedkeuring gelden vier voorwaarden:

  1. De belastingplichtige heeft de looninkomsten niet te kwader trouw verkregen.
  2. De belastingplichtige toont aan dat hij de looninkomsten heeft terugbetaald.
  3. De terugbetaling vindt plaats binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige vervangende looninkomsten heeft genoten, of hij heeft er binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar, waarin de vervangende looninkomsten zijn genoten, blijk van gegeven dat hij de looninkomsten niet wil behouden en heeft deze in dat kalenderjaar op een later moment feitelijk terugbetaald.
  4. Als de terugbetaling in een ander kalenderjaar als negatief loon in aanmerking is genomen, verklaart de belastingplichtige zich akkoord met het terugnemen van deze aftrek.

Dit besluit is op 8 juni 2023 in werking getreden.

Bron: Ministerie van Financiƫn | besluit | nr. 2023-123248, Staatscourant 2023, Nr. 15772 | 06-06-2023

Maatregelen gastouderopvang aangekondigd

Gastouderopvang is een kleinschalige vorm van kinderopvang, die vaak meer flexibiliteit biedt aan ouders dan de opvang in een kinderdagverblijf. Hoewel een grote groep gastouders hoogwaardige opvang biedt, is bij 20% van de gastouders sprake van lage pedagogische kwaliteit. Dat betekent dat kinderen in beperkte mate worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De minister van SZW gaat daarom kwaliteitseisen stellen aan gastouders. Zo komen er verplichtingen voor gastouders om een pedagogisch werkplan op te stellen, om permanent te werken aan de ontwikkeling en om een achterwacht in te stellen. Om de kosten daarvan te dekken wordt de maximum uurprijs voor gastouderopvang in 2025 met € 0,21 verhoogd.

De Wet kinderopvang wordt in verband hiermee aangepast. Na internetconsultatie zal vermoedelijk begin 2024 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het is de bedoeling dat de wijzigingen per 2025 ingaan.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 04-06-2023

Ontslagname werknemer niet te snel aannemen

Een werkgever mag er niet snel vanuit gaan dat een werknemer ontslag neemt. Uit vaste rechtspraak volgt dat een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring, gericht op beëindiging van het dienstverband, vereist is. De werkgever moet zorgvuldig nagaan of de werknemer de aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst verbonden nadelige gevolgen werkelijk wenste.

Een werknemer verzocht de kantonrechter om vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst c.q. van het hem gegeven ontslag. De werknemer had in emotionele toestand, nadat hij niet voor de eerste keer werd geconfronteerd met het feit dat de werkgever wegens liquiditeitsproblemen de salarissen niet (volledig) betaalde, gezegd dat de werkgever hem dan maar moest ontslaan. De werkgever reageerde daarop onmiddellijk met een acceptatie van de opzegging. De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever uit het WhatsAppbericht van de werknemer niet heeft kunnen afleiden dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst opzegde. De werkgever heeft niet voldaan aan de op hem rustende plicht om na te gaan of de werknemer de gestelde opzegging werkelijk wilde en de gevolgen daarvan overzag en begreep. De werknemer heeft de werkgever meerdere malen laten weten dat hij beschikbaar was voor werk.

De kantonrechter stelde vast dat aan het dienstverband geen einde is gekomen. De vordering van de werknemer om de werkgever te verplichten hem toe te laten tot het werk is toegewezen. De kantonrechter heeft het verzoek om betaling van loon slechts gedeeltelijk toegewezen. Volgens de kantonrechter heeft de werknemer zich aanvankelijk niet beschikbaar gehouden voor werk. Over die periode hoeft de werkgever het loon niet te betalen. Dat geldt ook voor de periode waarin de werknemer loon van een andere werkgever heeft ontvangen.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB20233343, 10313254 AZ VERZ 23-7 (E) | 09-05-2023