All posts by jansen_kleton_claudia

Premiedifferentiatie WW

Sinds de inwerkingtreding per 1 januari 2020 van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) betalen werkgevers een lagere WW-premie voor werknemers met een vast contract dan voor werknemers met een flexibel contract. De minister van SZW heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over drie onderwerpen met betrekking tot de WW-premiedifferentiatie. Het betreft: 

  1. de voorgenomen wijzigingen in het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en het Besluit nadere regels oproepovereenkomsten;
  2. de nog niet ingevoerde herzieningssituaties, waarbij met terugwerkende kracht de hoge WW-premie moet worden afgedragen; en
  3. de motie Wiersma-Heerma over seizoensarbeid.

De minister heeft besloten deze wijzigingen niet aan te brengen in het beleid. De reden is dat de wijzigingen zorgen voor een toename van complexiteit, die niet in verhouding staat tot de opbrengsten van de aanpassingen.

De voorgenomen wijzigingen van de besluiten 

Omdat het ministerie standpunten over een tijdelijke contractuele uitbreiding van het aantal uren en over oproepovereenkomsten heeft gewijzigd, hebben werkgevers meer mogelijkheden om flexibiliteit te realiseren onder de lage premie. De voorgenomen wijzigingen van de besluiten is gericht op het hierdoor toegenomen risico van oneigenlijk gebruik van de regelgeving. Op basis van de uitvoeringstoetsen en internetconsultatie concludeert de minister dat de voorgenomen wijzigingen zowel voor de werkgevers als voor de uitvoering zeer complex zijn. Dat is aanleiding voor de minister om de regelgeving vooralsnog ongewijzigd te laten.

Herzieningssituaties waarin de hoge WW-premie moet worden afgedragen 

De wet kent twee herzieningssituaties, waarin de werkgever met terugwerkende kracht voor het betreffende jaar alsnog de hoge WW-premie betaalt. Het gaat om de volgende situaties: 

  1. het vaste contract wordt binnen twee maanden na aanvang beëindigd; 
  2. de werknemer werkt in een kalenderjaar meer dan 30% extra dan contractueel is vastgelegd. 

Herzieningssituatie 2 is na de opschorting door het coronavirus per 1 januari 2022 in werking getreden. In de memorie van toelichting worden twee nog niet ingevoerde herzieningssituaties genoemd 

3. de werknemer krijgt binnen één jaar na aanvang van de dienstbetrekking een WW-uitkering door arbeidsurenverlies bij de werkgever; en
4. de werknemer krijgt opnieuw een WW-uitkering, maximaal één jaar nadat situatie 3 is opgetreden. 

Deze herzieningssituaties zijn niet ingevoerd vanwege de complexiteit. De minister ziet op dit moment onvoldoende aanleiding om herzieningssituatie 3 in te voeren. Verder heeft zij besloten om herzieningssituatie 4 definitief niet in te voeren, omdat deze situatie zich nauwelijks voordoet. 

Seizoensarbeid 

In november 2021 is de Tweede Kamer meegedeeld dat het niet mogelijk is om seizoensarbeid uit te zonderen van de hoge WW-premie. Ter invulling van de motie Wiersma-Heerma heeft de minister gezocht naar een mogelijke alternatief in de vorm van een subsidieregeling, waarmee seizoenswerkgevers zouden worden gecompenseerd voor de hoge WW-premie. Het blijkt echter niet mogelijk te zijn om seizoensarbeid op een goede manier af te bakenen. Er bestaat geen eenduidige definitie van het begrip seizoensarbeid, waarbij kan worden aangesloten. De minister beschouwt de motie als afgedaan.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2023-0000220184 | 06-06-2023

Rapport Aanpak fiscale regelingen

De staatssecretaris van Financiën heeft het rapport Aanpak Fiscale Regelingen aan de Tweede Kamer aangeboden. Het rapport geeft inzicht in het effect van fiscale regelingen op de complexiteit van het belastingstelsel. In totaal zijn 116 fiscale regelingen beoordeeld aan de hand van de criteria doeltreffendheid en doelmatigheid, reden tot overheidsingrijpen en complexiteit. Het budgettaire beslag van deze regelingen bedraagt circa 40% van de totale belasting- en premieopbrengsten. De regelingen leiden tot hogere belastingtarieven, meer complexiteit en hogere uitvoerings- en handhavingskosten. Daarnaast maken de regelingen het belastingstelsel vatbaar voor oneigenlijk gebruik. Een fiscale regeling is volgens het rapport alleen te rechtvaardigen als deze doeltreffend en doelmatig is en het maatschappelijk belang dient.

Op Prinsjesdag komt het kabinet met een reactie op dit rapport en met voorstellen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel. Het kabinet komt met een aantal beleidsopties, die deel kunnen uitmaken van het Belastingplan 2025.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000162264 | 06-07-2023

Minimumuurloon per 1 januari 2024

Met ingang van 1 januari 2024 geldt in Nederland een wettelijk minimumuurloon. De bestaande minimumbedragen per maand, per week en per dag verdwijnen per die datum. Door de invoering van een wettelijk minimumuurloon verdwijnt het huidige onderscheid dat het gevolg is van het gebruikelijke aantal gewerkte uren per week in een sector. De invoering van het minimumuurloon betekent dat afspraken in cao’s en arbeidscontracten mogelijk moeten worden aangepast.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | wetswijziging | Staatsblad 2023, 240 | 29-06-2023

Geen compensatie voor quasi transitievergoeding

De werkgever is sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 in beginsel een transitievergoeding verschuldigd als een dienstverband op of na die datum eindigt op zijn initiatief. Dit geldt ook voor dienstverbanden van werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn. Voor die gevallen is een compensatieregeling getroffen, omdat de werkgevers al twee jaar het loon hebben moeten doorbetalen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de werkgever aanspraak heeft op compensatie als het dienstverband na 1 juli 2015 is geëindigd, maar de tweejaarstermijn al eerder is verstreken. De compensatie wordt dan berekend over de transitievergoeding die ziet op de periode tot de dag dat de tweejaarstermijn is verstreken. De wettelijke regeling sluit aan bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 en niet bij het einde van de tweejaarstermijn.

De rechtbank Noord Holland is van oordeel dat het UWV terecht de compensatie heeft geweigerd aan een werkgever die de arbeidsovereenkomsten met twee arbeidsongeschikte werknemers heeft beëindigd. In de vaststellingsovereenkomsten staat dat de arbeidsovereenkomsten van de werknemers per 1 juli 2015 eindigen. Dit betekent dat zij tot en met 30 juni 2015 liepen. De betaalde vergoedingen waren lager dan de wettelijke transitievergoeding. De rechtbank verwees naar een arrest van De Hoge Raad uit 2021. Daaruit blijkt dat opzegging per de eerste dag van een maand moet worden uitgelegd als de arbeidsovereenkomst eindigt op de laatste dag van de voorafgaande maand. Op 30 juni 2015 bestond er geen wettelijk recht op de transitievergoeding. Compensatie van de betaalde bedragen aan ontslagvergoeding is daarom niet aan de orde.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20234934, HAA 21/4162 en 21/4163 | 16-05-2023

Digitale euro

Het wetsvoorstel voor invoering van de digitale euro is door de Europese Commissie op 28 juni ingediend. 

De digitale euro is giraal geld welk uitgegeven wordt door de Europese Centrale Bank (ECB). Tegoeden houdt men aan door een rekening te openen bij een handelsbank. De digitale euro is te vergelijken met contant geld en is bedoeld om de beschikbaarheid van geld en transacties eenvoudiger te maken. Het is een wettig betaalmiddel. Contant geld wordt niet vervangen. 

In het huidige voorstel wordt de digitale euro niet programmeerbaar. Dat wil zeggen dat er geen invloed uitgeoefend kan worden op de besteding van het geld en de transacties ook niet kunnen worden herleid naar de uiteindelijke gebruiker van de digitale euro. Veel sceptici denken dat de invoering nu een opmaat is naar uiteindelijk wel een programmeerbare digitale euro met daaraan gekoppeld meer controle door de ECB. Dit zou kunnen gebeuren door koppeling van de digitale euro aan het digitale identiteitsbewijs. 

Nederland heeft in de wereld een uiterst efficiënt betalingssysteem. Of een digitale euro veel toevoegt aan dit betalingssysteem is nog onduidelijk.  

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 04-07-2023

Beoordeling van leefvormen in de AOW

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de beoordeling van leefvormen in de AOW. In dat kader heeft de minister toegezegd te onderzoeken of een objectief partnerbegrip een haalbaar alternatief is voor de huidige wijze van beoordeling van de leefvormen. De minister verwacht de Kamer eind dit jaar over de voortgang te kunnen informeren. De uitwerking moet dan in het voorjaar van 2024 afgerond zijn.

Vaststelling leefvorm in de AOW

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeelt of iemand recht heeft op AOW voor een alleenstaande of voor samenwonenden. Twee personen voeren een gezamenlijke huishouding als zij hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij zorgdragen voor elkaar. De SVB beoordeelt aanvragen op basis van gegevens die de burger aanlevert bij de aanvraag. Bij twijfel of sprake is van een gezamenlijke huishouding worden vragen over de persoonlijke levenssfeer gesteld. Die zijn nodig voor de beoordeling, maar kunnen als inbreuk op de privacy worden ervaren.

In 2021 is de Verkenning Leefvormen in de AOW aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin zijn drie opties uitgewerkt: individualiseren, het adres als uitgangspunt en het Awir-partnerbegrip.

Individualisering van de AOW betekent dat de uitkeringshoogte niet meer afhankelijk is van de leefvorm. De uitvoering hiervan is zeer eenvoudig en duidelijk. Vanwege de financiële consequenties schuift de minister deze variant terzijde.

Wanneer het adres als uitgangspunt wordt genomen is de hoogte van de uitkering afhankelijk van het aantal mensen dat op één adres woonachtig is. Een onderlinge relatie is dan niet van belang. Mede vanwege de schaarste op de woningmarkt vindt de minister deze optie onwenselijk.

De invoering van een objectief partnerbegrip in de AOW, zoals ook wordt toegepast in de Awir, is de minst ingrijpende vereenvoudiging. Met een objectief partnerbegrip in de AOW kan de SVB op basis van een aantal objectieve criteria vaststellen of mensen elkaars partner zijn. Volgens de minister moet nader onderzoek uitwijzen of een objectief partnerbegrip in de AOW wenselijk en haalbaar is.

Keuze voor duurzaam gescheiden leven in verpleeghuissituaties

Wanneer een van de AOW-gerechtigde partners wordt opgenomen in een zorginstelling, krijgt het paar de keuze voorgelegd om de gehuwden-AOW te blijven ontvangen en de lage eigen bijdrage voor de Wet langdurige zorg (Wlz) te betalen. In plaats daarvan kunnen zij ervoor kiezen om te worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levend. In dat geval ontvangen zij de hogere AOW voor alleenstaanden en moet de hoge eigen bijdrage voor de Wlz worden betaald. Het is niet altijd voordelig om te kiezen voor de hoge AOW. Daarom kan de keuze eenmalig worden herzien indien de partners een financieel nadeel hebben van hun keuze. De afgelopen periode is onderzocht of de keuzemogelijkheid voor duurzaam gescheiden leven afgeschaft kan worden. De minister zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de haalbaarheid en wenselijkheid van afschaffing van de keuzemogelijkheid.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2023-0000239090 | 07-06-2023

Ontbinding arbeidsovereenkomst op combinatiegrond

In hoger beroep heeft Hof Den Haag de beschikking tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst door de kantonrechter bevestigd. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat de ontbinding had moeten plaatsvinden op de zogenaamde combinatiegrond. Volgens het hof heeft zich in deze zaak een combinatie van disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding voorgedaan. Geen van beide ontslaggronden volstond echter voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Door de combinatie van ontslaggronden kan van de werkgever niet langer worden gevraagd dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de ontbinding gebaseerd op disfunctioneren.

Volgens het hof was de werkgever al langere tijd ontevreden over het functioneren van de werknemer. Geruime tijd zijn er wekelijks gesprekken gevoerd tussen de werknemer en zijn leidinggevende waarin het functioneren van de werknemer aan de orde is geweest. Van een formeel verbetertraject was pas veel later sprake. Volgens het hof is lang onduidelijk gebleven welke concrete verbeteringen de werkgever van de werknemer verlangde. Het hof vond het niet verrassend dat het formele verbetertraject niet succesvol is geweest. Door het ontbreken van een afdoende verbetertraject zag het hof in het disfunctioneren van de werknemer geen voldragen ontslaggrond.

De door de werkgever aangevoerde verstoorde arbeidsverhouding is volgens het hof veroorzaakt door het feit dat de werknemer niet naar behoren functioneerde. Daarom is de verstoorde arbeidsverhouding geen zelfstandige ontslaggrond en onvoldoende voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De combinatie van deze twee onvoldragen ontslaggronden volstaat wel voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft gebruik gemaakt van de wettelijke mogelijkheid om bij een ontbinding op de combinatiegrond een (aanvullende) vergoeding toe te kennen ter hoogte van maximaal 50% van de transitievergoeding.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2023938, 9961836 VZ VERZ 22-8819 | 22-05-2023

Wettelijke rente per 1 juli 2023 verhoogd

De wettelijke rente is per 1 juli verhoogd van 4 naar 6%. Deze rente is gekoppeld aan de rente welke wordt vastgesteld door de Europese Centrale Bank (ECB). Het afgelopen half jaar is deze rente meerdere keren verhoogd. De wettelijke rente wordt vaak gehanteerd in incassozaken, bij te late betaling wordt dan de wettelijke rente doorberekend. Gekoppeld aan de wettelijke rente is in Nederland de maximale rente op consumptief krediet vastgesteld. Dit maximum is er om consumenten te beschermen tegen woekerrentes. De maximale rente op consumptief krediet is per 1 juli, in navolging van de wettelijke rente, gestegen met 2% van 12 naar 14%. 

Ook de belastingdienst hanteert rentetarieven. Als de belastingdienst geld van je tegoed heeft en de vordering is rentedragend geworden dan wordt hier belastingrente over berekend. Anderzijds vergoedt de belastingdienst belastingrente als de fiscus bijvoorbeeld zonder reden te lang doet over het opleggen van je belastingaanslag.  

Naast de belastingrente hanteert de belastingdienst een separaat tarief voor invorderingen, de invorderingsrente. 

De invorderingsrente is per 1 juli van 2 naar 3% gestegen en zal per 1 januari 2024 naar 4% gaan.  

De rente voor de vennootschapsbelasting blijft tot 31 december 8%. Voor overige belastingen gaat de rente per 1 juli van 4 naar 6%. 

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-07-2023

Belangenbehartiger

Het kabinet gaat een onafhankelijke belangenbehartiger benoemen voor de Belastingdienst en Dienst Toeslagen. Deze belangenbehartiger gaat burgers en bedrijven helpen die in de uitvoering vastlopen met hun dossiers of die snel hulp nodig hebben omdat sprake is van ingrijpende (financiële) gevolgen. Als eerste stap benoemt het kabinet een kwartiermaker die ontwerpt hoe dit op een onafhankelijke wijze zou moeten worden vormgegeven. De rechtshulp moet zoveel mogelijk aansluiten bij de wensen en behoeften van burgers en bedrijven. 

De te benoemen belangenbehartiger moet zorgen voor continue aandacht voor praktische rechtsbescherming binnen de uitvoering van beide diensten en dat burgers en bedrijven die vastlopen verder geholpen worden. Ook signaleert de belangenbehartiger structurele problemen, die voortkomen uit situaties waarin wet- en regelgeving die de Belastingdienst en Dienst Toeslagen uitvoeren knellen. 

Het kabinet streeft ernaar dat de belangenbehartiger in 2024 kan starten met zijn of haar werkzaamheden. 

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-07-2023

Verplichte visie re-integratietraject

Werkgevers en werknemers dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van zieke werknemers in het arbeidsproces. Om het gesprek tussen de werknemer en de werkgever te bevorderen zijn werkgever en werknemer per 1 juli 2023 verplicht om hun visie op het re-integratietraject te geven. Werkgevers en werknemers moeten hun mening over de re-integratie-afspraken op meerdere momenten vastleggen. Dat gebeurt bij het opstellen en het bijstellen van het gezamenlijke plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie.

De verplichting om de visies op het re-integratietraject toe te voegen geldt alleen voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld. De minister van SZW heeft de ministeriële regeling, waarin de verplichting is opgenomen, gepubliceerd in de Staatscourant.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2020-0000231089, Staatscourant 2023, Nr. 13931 | 16-05-2023