De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd over de toepassing van de socialezekerheidswetgeving. De vragen betroffen een inwoner van Letland met de Letse nationaliteit die in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever als zeevarende werkte aan boord van een schip onder de vlag van de Bahama’s. De werknemer verrichte zijn werkzaamheden aan boord van het schip buiten het grondgebied van de Europese Unie.
De Hoge Raad heeft deze vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie EU. Volgens het Hof van Justitie EU is in een dergelijke situatie de wetgeving van het woonland van de werknemer van toepassing. Door de aanwijzing van de Letse nationale wetgeving als toepasselijke wetgeving hoeft niet te worden onderzocht of deze wetgeving in deze situatie voorziet in aansluiting bij enig stelsel van sociale zekerheid. Met de beantwoording van de vragen kan de rechtbank de zaak nu verder afhandelen.