De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop het UWV de ontslagtoets op bedrijfseconomische gronden uitvoert en hoe deze toets wordt ervaren door werknemers. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport is een bericht in de media verschenen waarin wordt gesteld dat de per 1 juli 2015 ingevoerde ontslagregeling slecht is voor werknemers. Over dat bericht zijn Kamervragen gesteld, die door de minister zijn beantwoord.
De minister wijst erop dat het verboden is om werknemers te ontslaan om hen te vervangen door goedkopere, al dan niet flexibele, arbeidskrachten. Het UWV geeft geen toestemming voor ontslag wanneer aannemelijk is dat de werkgever dit doel voor ogen heeft. Werkgevers zijn verplicht om een ontslagen werknemer aan te bieden terug te komen wanneer zij binnen 26 weken na het ontslag een vacature hebben voor de werkzaamheden die de ontslagen werknemer verrichtte. De werknemer kan dat zo nodig via de rechter afdwingen.
De Inspectie SZW heeft een aantal werknemers voor wie een ontslagvergunning is aangevraagd gevraagd naar hun ervaring met de ontslagprocedure. Sommigen hadden het vermoeden te zijn vervangen door flexwerkers. Dat is door de Inspectie SZW niet verder onderzocht. De minister deelt de mening van de Inspectie SZW dat het UWV de wet- en regelgeving inzake bedrijfseconomisch ontslag goed uitvoert. Het UWV toetst of wat de werkgever aanvoert het verzoek om toestemming voor het ontslag voldoende ondersteunt en of het verweer van de werknemer daar een ander licht op werpt. Dat kan leiden tot meerdere rondes van hoor en wederhoor. De procedure bij het UWV kent een korte doorlooptijd. Die mag niet ten koste gaan van de zorgvuldigheid.
Het rapport van de Inspectie SZW is op een aantal onderdelen kritisch over de ontslagregeling en de uitvoering door het UWV. Volgens de minister heeft het UWV maatregelen genomen om werknemers beter te voorzien van informatie om hun rechten te kunnen uitoefenen. Dat betreft de wederindiensttredingsvoorwaarde en de mogelijkheid om een beroep op de rechter te doen als de werknemer het met de beslissing van het UWV niet eens is.