De werkgever heeft bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten een aanzegverplichting. Deze verplichting houdt in dat de werkgever ten minste een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer moet laten weten of hij de arbeidsovereenkomst al dan niet wil verlengen.
Een procedure voor de kantonrechter betrof de vraag of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Volgens de werkgever was de arbeidsovereenkomst niet voortgezet vanwege disfunctioneren van de werknemer. Daarover zouden verschillende gesprekken zijn gevoerd. De werkgever heeft dat volgens de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt. Het was de kantonrechter wel duidelijk dat er spanningen waren tussen partijen. De manier waarop de werkgever daarmee is omgegaan is volgens de kantonrechter ernstig verwijtbaar. Een van de bestuursleden van de werkgever had na de ziekmelding van de werknemer een e-mail gestuurd, waarin ongepaste druk op de werknemer werd uitgeoefend om zich hersteld te melden en het werk te hervatten. Een ander bestuurslid had grensoverschrijdende WhatsApp-berichten naar de werknemer gestuurd. Volgens de werkgever betrof dat een onhandige flirtpoging. De kantonrechter vond dat gezien de aard van de berichten een misplaatste beschrijving.
Na een eerste gesprek met twee andere bestuursleden volgde niet de toegezegde voortzetting van de gesprekken maar de vroegtijdige aanzegging. Volgens de kantonrechter was er op dat moment nog voldoende tijd om te werken aan een herstel van het vertrouwen.
De kantonrechter heeft de werknemer een billijke vergoeding van zes maandsalarissen toegekend. Daarnaast had de werknemer recht op de transitievergoeding.